
krrwa ingua koerva ong
chliemig erfonkt tiëlla
allekti oefnit horbak
horbak totfint stella*
*this last line is obscene beyond imagination; do not post this to Facebook!
berichten met tekst in het bericht
GRAPES OF ART – CORONA / HEAVEN IS A BEAUTIFUL PLACE
Schilderij: Ilse Derden
Fotografie, montage en productie: Arnout Camerlinckx
Geluid: Radio Klebnikov (Angelika Thulke leest Corona van Paul Celan)
tekst:
Corona
Aus der Hand frißt der Herbst mir sein Blatt: wir sind Freunde.
Wir schälen die Zeit aus den Nüssen und lehren sie gehn:
die Zeit kehrt zurück in die Schale.
Im Spiegel ist Sonntag,
im Traum wird geschlafen,
der Mund redet wahr.
Mein Aug steigt hinab zum Geschlecht der Geliebten:
wir sehen uns an,
wir sagen uns Dunkles,
wir lieben einander wie Mohn und Gedächtnis,
wir schlafen wie Wein in den Muscheln,
wie das Meer im Blutstrahl des Mondes.
Wir stehen umschlungen im Fenster, sie sehen uns zu von der Straße:
es ist Zeit, daß man weiß!
Es ist Zeit, daß der Stein sich zu blühen bequemt,
daß der Unrast ein Herz schlägt.
Es ist Zeit, daß es Zeit wird.
Es ist Zeit.
RADIO KLEBNIKOV 18/01/2020 : Sarah Michaux en Liesbeth Lemmens vertolken 2 fragmenten uit ‘Een man begraaft een boom’ van Shari Van Goethem met levende gitaarbegeleiding van Klaus Pardon.
tekst: SHARI VAN GOETHEM
een man begraaft een boom
een vrouw valt voorover in een lege kamer
een andere man rolt landkaarten op
een andere vrouw ligt in een bijna lege kamer
op een halve vrouw na is ze alleen
nog een andere man is alleen
er speelt een kind en een transistorradio
drie meisjes hurken
onderaan de trap gaat zij liggen. zij gaat liggen. onderaan de trap
zij blijft liggen. onderaan de trap blijft zij liggen. een jongen komt binnen
komt binnen, stapt wijdbeens over de vrouw heen. zij
blijft liggen. onderaan de trap
onderaan de trap. een jonge vrouw komt binnen. zij blijft liggen. buigt
zich over haar heen. zij blijft liggen. de jonge vrouw staat op
staat recht. zij blijft liggen. overweegt de lift
maar ze gaat liggen
ze liggen. onderaan de trap. onderaan de trap blijven ze
liggen. tot de vloer zich vult met vrouwen
de vloer vult zich met vrouwen. ze gaan liggen. ze blijven
liggen. onderaan de trap. onder de trap. aan het raam
aan het raam. overal. ze liggen overal. de vrouwen, ze liggen. overal
planten hun vuist in eigen maag. maar blijven liggen
ze blijven liggen tot de kin de knieën raakt. dan staan ze op. de vrouwen
ze staan op. zij
laatst
Uit: Een man begraaft een boom
voordracht: Sarah Michaux en Liesbeth Lemmens
gitaar: Klaus Pardon
techniek: Arnout Camerlinckx
beluister de volledige show van dit fragment:
RADIO KLEBNIKOV is het levende programma van de Vrije Lyriek – elke zaterdag van 18:00 tot 20:00 op RADIO SCORPIO http://radioscorpio.be/luister.html
GROSSE, GLÜHENDE WÖLBUNG
mit dem sich hinaus- und hinweg-
wühlenden Schwarzgestirn-Schwarm:
der verkieselten Stirn eines Widders
brenn ich dies Bild ein, zwischen
die Hörner, darin,
im Gesang der Windungen, das
Mark der geronnenen
Herzmeere schwillt.
Wo-
gegen
rennt er nicht an?
Die Welt ist fort, ich muß dich tragen.
voordracht: Angelika Hulsmans
gitaar: Klaus Pardon
techniek: Arnout Camerlinckx
beluister de volledige show van dit fragment:
RADIO KLEBNIKOV is het levende programma van de Vrije Lyriek – elke zaterdag van 18:00 tot 20:00 op RADIO SCORPIO http://radioscorpio.be/luister.html
[Voordracht van het driedelige gedicht van Paul Snoek op Radio Klebnikov – live recording van 11/01/2020]
I
Mijn hielen aan de koele tegels des waters
en de maan door mijn oorschelp verduisterd,
zo durf ik rusten in de gleuf der glazen heuvels,
waarin de nacht mij als een zucht weerkaatst,
want waarlijk, een kus is mijn enige zintuig.
En zacht, als zilver dat men bijna aanraakt,
volbreng ik verzadigd de werken der goden.
Dit is mijn longen ontladen en drinken en
tussen adem en schaduw bewonderend voelen
hoe mijn handen angstvol in hun warme holte
de koude vingers van hun schepping strelen.
II
Het is een droom, voortvluchtig als water,
het korte glimmen van een mantelhaak,
het bijna horen zingen van een vreemde vogel,
iets dat ik mij enkel ‘s winters herinner.
Het is de droom dat ik tover met echo’s
dat ik doorzichtig het water weerkaats
en het water niet naboots,
dat de dauw die in mijn neusgang stolt
de bloem beweent die ik mij heb verbeeld,
dat de kleur die aan mijn vingers kleeft
aan de vleugel ontbreekt van de vlinder
die ik zag met het hart van mijn oog.
Het is de droom dat ik droomde.
III
Wanneer de ijsprins mij verlaat
en mijn borst zich bevrijdt van zijn schuddende ebbe,
wanneer ik mij wond aan de pegels der stilte
of aan het laatste slurpen van het daglicht,
het is dan dat een god mijn lichaam bewoont.
Het is wanneer ik hem vluchtend benader
en op zijn schouder rozen kus of soms
mijn mond laat rusten als een munt
dat ik mij uitwis en kortstondig glinster
als de ster, vóór zij in zee valt.
Het is wanneer ik even sterf
dat ik hem eeuwig liefheb en vallend bewonder.
https://dbnl.org/tekst/_gid001196301_01/_gid001196301_01_0007.php
muziek : Max Richter – On the Nature of Daylight (Entropy)
geluid : Arnout Camerlinckx
voordracht: dv
Tiempo Tiempo.
Mediodía estancado entre relentes.
Bomba aburrida del cuartel achica
tiempo tiempo tiempo tiempo.
Era Era.
Gallos cancionan escarbando en vano.
Boca del claro día que conjuga
era era era era.
Mañana Mañana.
El reposo caliente aún de ser.
Piensa el presente guárdame para
mañana mañana mañana mañana.
Nombre Nombre.
¿Qué se llama cuanto heriza nos?
Se llama Lomismo que padece
nombre nombre nombre nombrE.
tijd tijd
de dagdiode ontsteekt de ellende
geboterde bommen van ‘t grietenkartel
tiktijd tikt de tiktijd
eeuwige eeuw
hanen kraaien krijsend vergeefs
klaarte loopt wit uit de monden
het komt er het komt er
morgen na morgen
poserende warmte föhnt zichzelf
pensen presenteren de wachters
morgen na morgen na morgen na morgen
nummer nummer
waar is de lama die hees van ons zong?
de lama van Lomismo die predikt
het nummer het nummer het nummer E
Voordracht (dv) van de transmutatie* op RADIO KLEBNIKOV 11/01/2020:
*transmutatie: zie het boek van Jim Leftwich
> Luister naar de hele uitzending van RADIO KLEBNIKOV 11/01/2020<
De vrouwen
Wij hebben geen lied. Dat hadden we maar is nu te riskant. We omgeven ons met tunnels,
worden begeerd, horen bij elkaar. Borduren onze eigen taal, gehuld in lappen, lingerie,
voddenbaal, verbergen het geheim van ons gilde.
l’Origine du monde.
Default. We omgeven ons met riolen, worden gehaat, bijeengedreven, verkracht, gedood.
De schande ons scheermes, verboden ons verblijf.
Merries, de manen zoek. Wimpers niet bestand tegen de brand, zon noch zand schroeien,
wat brandt is de waanzin van de schender. Al wie beschermt is schender. Cipier van onze tent.
In naam van de abusievelijk geadresseerde ode. Boreas moddert maar wat.
Wij hebben geen lied. De wind is aanklager, een lok haar, een wimper verraadt ons. Wij
zijn gevaar.
Les fleurs du mal.
Verberg, bedek u, graaf u in, onnutte pubers met allerhande munitie zijn op u uit, haten
u, willen u, braden u, en dan zichzelf. Het vlezig kwaad, dat zijn wij – Eurynome’s
roosvingerige dochters.
We stoppen ermee.
~
Ons lied is liefde. Schuimgeboren leveren we leven, leveren we uit & in. Begeerte & prooi, onze
tranen uw heil. De dag uit ons geboren, lijf & liefde ons lied. Ons parfum onze psalm.
We volharden, leven onze specialiteit.
epi oinopa ponton
voor Semira Dallali Filarski
ill. Max Ernst, Jardin de France
1.
met de lijn van een roos gevorkt in jouw schoot
waardoor in het lege vlak de leegte aanvangt
daar waar liefde wolkt en haat, waarmee jij
ruimte splijt en rekt de tijd zodat een hand
de hand aanreikt, waarmee het de vingers
ertoe bewegen kan ons de ogen
en de lippen te sluiten, ons tot kalmte te
manen, ons de klederen van angst en nijd
te laten ontvallen en naakt in de zon
al het ware al het echte
al het onvermijdelijke te verwerpen, naast
ons neer te leggen, zodat de traan ons ontrollen kan
waarin deze beeltenis verschijnt.
2.
elke toebereiding is
een sneeuwvlok op het warme raam.
het uitgesproken woord vervalt te snel.
het zerpe uitgeschrevene zeept het zure in
en in het zilte zeikt verziekt van leed
het o zo lieve godenkind:
“u was hier eerder al. Ik
zag u naamloos staan. hou
genade aan uw zijde en laat mij
niet uw onheilsklank herhalen”.
zo is het
zo was het en je knikt.
3.
vooruitgang is:
de hazewinden die het licht najagen in het licht waarin
de winden waaien die enkel de wanhopigen zien, zij
blazen het de sofers in,
waaraan het zuchtend ontsnapt en kriskras
als gekraakte letters uitgutst, in zinnelijke
spasmen van pijn en genot:
“wij doen ons dit in duizendvouden aan.
er komt geen eind aan dit vergaan.”
Strandlied
Onze machine is een orkest
dat om de dertig meter
langs de branding van de wereld
de grenzen gaande houdt
Het stampen is de saxofoon
van de alleroudste hartslag
de jongste die ons bekwam
& altijd bij de lesstof houdt
Elke dertig meter wordt gekucht
door de dwalende passant
langs de eeuwenoude branding
slipperend door het zand
De machine houdt ons gaande
tijdens de eindeloze tocht
hartslag bewaakt de dwaler
& diens weifelende tred
Groter, groots de mechaniek
die de dwalers langs het strand
vangt in haar raders & ritmiek
een kuch is voldoende, volstaat
elke dertig meter
voor de dwalers door het zout
To critics, asemic writers, essayists, curators, journalists and all the people dealing with the *recent* history of asemic writing:
DO NOT trust incomplete essays, poor bibliographies and books or –generally speaking– texts improvised by authors who do not mention important web pages, mag articles, projects, personal and collective exhibits, blogs and groups which have been flourishing everywhere in the recent –say– twenty years.
I find an astonishing lack of data in –poorly written– Italian essays I’ve recently read (on line and in books), so I want to strongly point out there’s no space for amateurishness, narcissism and ignorance when talkig about the work of thousands of authors. One cannot mention them all, yes. But it’s impossible to forget some basic elements and fundamental sites and texts.
To critics, asemic writers, essayists, curators, journalists and all the people dealing with the recent history of asemic writing:
DO NOT trust incomplete essays, poor bibliographies and books or –generally speaking– texts improvised by authors who do not mention important web pages, mag articles, projects, personal and collective exhibits, blogs and groups which have been flourishing everywhere in the recent –say– twenty years.
I find an astonishing lack of data in –poorly written– Italian essays I’ve recently read (on line and in books), so I want to strongly point out there’s no space for amateurishness, narcissism and ignorance when talkig about the work of thousands of authors. One cannot mention them all, yes. But it’s impossible to forget some basic elements and fundamental sites and texts.
It’s not possible to ignore Jim Leftwich’s thousand pages about asemics, the work of Peter Ganick, Miron Tee, Jukka-Pekka Kervinen, Karri Kokko, Rosaire Appel, Lina Stern, Riccardo Cavallo, Roberto Cavallera, Marc van Elburg, Valeri Scherstjanoi, Jay Snodgrass, Miriam Midley, Bruno Neiva, Jeff Hansen, Orchid Tierney, and a bunch of other artists, or Tim Gaze’s Asemic Editions (http://asemic-editions.blogspot.com/) or Avance Publishing (http://avance.randomflux.info/), or DeVillo Sloan’s work (at IUOMA etc) and with https://asemicfront.wordpress.com/, or Cecil Touchon’s sites http://asemics.com/ and https://ceciltouchon.com/, or Michael Jacobson’s http://thenewpostliterate.blogspot.com/, or the AsemicNet founded in 2011 by me and others, https://asemicnet.blogspot.com/ (& related link pages), or https://gammm.org, or the asemic googlegroup https://groups.google.com/forum/?hl=it#!forum/asemic, or the Mycelium samizdat (first of all: https://it.scribd.com/doc/294236718/Without-Words-Exhibition-Catalogue), or Gleb Kolomiets’ “Slova”, or Mark Young’s “Otoliths”, Timglaset, Utsanga, or the most important facebook group of asemic writing, The New Postliterate, https://www.facebook.com/groups/76178850228/, and many others, e.g. Arte Asemica (https://www.facebook.com/groups/1642082306096440/), Asemic Reading (https://www.facebook.com/groups/1646865992070563), Asemic New Babylon (https://www.facebook.com/groups/895027887247653/), Extreme Writing Community (https://www.facebook.com/groups/202128996613211/), Writing Against Itself (https://www.facebook.com/groups/1208959535830352, founded by Jim Leftwich), or Quimby Melton’s site SCRIPTjr, http://scriptjr.nl/, or the items one can found perusing tags & categories here and there, e.g. in https://slowforward.net/tag/asemic/, https://slowforward.net/category/asemic/, https://slowforward.net/tag/scrittura-asemantica/, http://liquidocomoeltiempo.blogspot.com/search/label/ESCRITURA%20AS%C3%89MICA, or the amount of vids one can find in YouTube or Vimeo, or the tons of interviews hosted on line. Or lots of tumblr blogs, the findings at Pinterest, or the images and infos Twitter spreads every day.
Not to mention the bibliography on paper (Asemic Magazine first: …take a look at https://asemicnet.blogspot.com/p/mags-groups.html and http://asemic-magazine.blogspot.com/).
Well… Yes: the steps of an asemic path can be traced back to the first years of the 20th century. It will be a hard job. Years of hard study.
But one can of course focus on the new authors and mags only, and still face an impressive amount of documents, on line stuff, archives.
Do not tolerate people who (deliberately) ignore them.
This is what I wanted to say. Plain and simple.
_
wij zullen zullen wij de kidsschoepende banen met onze gedroogde huid plaveien en langs de wegen kerkers graven met onze kalknagels om te bergen in eer, geweten en zure slijmen ons spartelend gesterfte en wij zullen zullen wij in de uilentorens met onze opbrengstloze namen bekrassen de bronzen kelken der machtige machtsbeluidende klokken waarin de woekerwinst is weggesmolten van het steedse verzwijgen, waar de schande van het ranzige Niet met het schamele van de onmachtige tekkels in de bebelde poelen van de stilte te forniceren ligt en waar men als oppermacht de laatste sappen uit de wrattige weerstandsschelpen zuigt
wij zullen zullen wij de verzuurde zeeën met onze vermalen botten volstorten en de manzieke meeuwen met enkele heupschoten van het neutronenkanon uit de vervettende luchten plukken en de overvolle met hongerige uitlanders bezette overzetboten van de droogste der verschrikkelijk stinkende vluchtoorden met de ons abusieflijk vergunde atoomafvalexploitatierechten tot lichtresten herleiden terwijl men genoeglijk ter zeezijde op de landelijk geteleviseerde verschijning
van onze lieve bibberkoning wacht en lachend in de armen van het lichaam
de mismaakte kinderen met snoep en surrogaat van seks en geweld diep-christelijk versmacht
wij zullen zullen wij vervolgens een rondvraag doen of het goed is wat we deden zo en of men zich wel lekker voelt en heeft men overigens die malle
evi nog gezien dat was me toch wat en kent men deze al de aarde is een flapperende oliebol en wie er niet aan zuigen wil die krijgt het vol in zijn
Aan den Herfst
Getij van mist & rijpe vruchtbaarheid
dierb’re boezemvriend der oude zon –
met hem beraamt gij de zegenrijke vracht
van zware trossen hangend rond de pergola,
doorbuigt ’t bemoste hout van beladen appelaar,
verzadigt ’t fruit van wasdom tot in de klok
– pompoen zwelt op, hazelnoot sterkt aan
vol zoete kern – & voor ’t ontluiken, nee,
ontboezemen, de blommen voor de bij,
totdat zij meent dat warme dagen eeuwig zijn:
de zomer overloopt haar kleverig verblijf.
Wie heeft u niet ontwaard zo vaak in uw depot?
Somtijds wie ’t elders zoekt, zal u ontdekken
zorgloos zittend op de graanschuurvloer,
uw lokken licht optrillend in de ziftende wind –
of in half beoogste voren diep in soes & sluimer,
bedwelmd door de papaverdamp, wijl uw sikkel
de volgende garve spaart & al heur twijnen,
& lijk een arenlezer bijwijlen strekt gij strak
uw zwaarbeladen kop over de volle breedte van de beek,
of schouwt gij bij de ciderpers met geduldige
oogopslag het laatste sijpelen uur na uur.
Waar zijn de lentezangen? Ja, waar blijven zij?
Ach laat ze toch, gij bezit uw eigen lied –
wijl aaneengesloten wolken prijken boven de zoet
ebbende dag & dopen de stoppelgrond in roze,
dan rouwen de muggetjes in weeklaagkoor
rond de waterwilgen, omhooggetild of
neergezonken gelang de bries zwelt of kwijnt,
ferme lam’ren luide blaten van de heuvelstroom,
heggenkrekels tjirpen, & hoog & ijl nu
fluit ’t roodborstje van een tuinperceel,
wijl wolken zwaluwen sjielpen in de hoogte.
naar John Keats
ill. J. van Oort, Zwaluwen boven Geldrop
Je moet bij een gebied zijn
waar niemand is
dan moet je echt keihard draaien
daar kan je je gang gaan
hij is bezig met drugs
echt nare dingen
de focus is hij kwijt
de realiteit gemeten in geld
hij heeft zijn certificering gehaald
al waren het klootzakken
je bent ze wel kwijt
om je targets te halen
ik ben ook maar een mens
dat is een goed punt
dit was eigenlijk mijn gedachte
dat wij bij jullie thuis komen logeren
het is een gesprek van tien minuten
laten we heel realistisch zijn
we hebben allerlei opties
anders gaan we naar plan c
is geen probleem
we stellen het op prijs
als je ons ’s avonds thuis brengt
ik ga je om negen uur whatsappen
Gods zegen
de dagmeditatie is altijd heel belangrijk
dit doet mij goed
dit doet jou goed
dit doet ons goed
we zijn goed bezig
ik ben zes uur onderweg
en dan moet ik ook nog terug
Ik hoorde gistermiddag dat Harry
een gehoorapparaat had van zijn overleden broer
ik vroeg of hij daar nog berichten mee kon ontvangen
maar zijn ex zei dat ze een nieuw apparaat zouden gaan kopen
ik zou haar Ali Baba kunnen adviseren
maar zelf liet ze haar gehoor daar testen
en alles was in orde terwijl ze zelf zegt
niet alles te kunnen horen in gezelschappen
nu even biologische koffie
en twee chocolade koekjes
later weer meer
later weer meer
Nabeeld
Vergeten kun je me niet
ik kan je niet beroeren wanneer ik dat wil
ik besta slechts
in herinnering
Sluit je ogen en wees eerlijk
zie je me nog?
hier ben ik zeker niet
Wend je blik ten hemel
reik me de ring die ik achterliet
je denkt aan mij
al ben ik niet langer hier
Er zijn er die bijwijlen aan mij denken
jij blijft me maar vaarwel zeggen
al weet zelfs ik niet dat ik niet meer ben
Ik bezie je met aandacht
tot ik je op een dag zal meevoeren
doe wat je kan zolang je kan
Mijn nabeeld
als jij het leven voedt
is me om het even
Ik heb er lang naar geloerd
niets aan mij gaat teloor
Maya Inoue
「残像」
貴方は私を忘れることが出来ない
触れたくても触れられない
記憶の中だけで
私は存在するの
目を閉じれば鮮明に
私が見えるでしょう?
でも、私は居ないの
天を仰いで
私の残した指輪を手に取って
貴方は私を想う
それでも私はもうこの世にはいない
色々な人々が時々私を想うわ
貴方は常に別れた私を想うのね
皮肉ね、私が居ないことも知らないなんて
私は貴方を見ているわ
いつかお迎えが来るまで
その世界で頑張りなさい
私の残像が
貴方の生きる糧になるならば
構わないわ
ずっと見てるから
私を忘れる事なんてないのよ
foto: Tetsuro Higashi https://www.facebook.com/teturou.higashi/photos?lst=100012577549335%3A100002554400198%3A1573159667
Golfslag
Toch zonde om
weg te gooien.
Heer van ’t Kleibos1
Matig uw min en de maagd
sluiert zich met nimbus onversaagd
– haar duist’re bark een akker
& zelfs de nacht raakt wakker
Zie drievouds haar belapte masten
bergen nauwelijks heur lasten
– uw voltallig lust & vreugd
onstuimig als der minne deugd
Uit haar gulle handen eet gerust
gloed overdaad granaat & appel
al het voedzaam roze dat indigo sust
Zo goud blikt heur zog te sappel:
slechts wint haar vrucht die waagt
haar wiegend te beslapen tot ’t daagt
1motto & openingswoord ontleend aan F. Starik (1958-2018)
ill. Odilon Redon, La bargue (Vièrge nimbeé ), 1898
she, straddling my lap,
hinges(wherewith I tongue each eager pap)
and,reaching down,by merely fingertips
the hungry Visitor steers to love’s lips
Whom(justly as she now begins to sit,
almost by almost giving her sweet weight)
O,how those hot thighs juicily embrace!
and(instant by deep instant)as her face
watches,scarcely alive,that magic Feast
greedily disappearing least by least—
through what a dizzily palpitating host
sharp inch by inch)swoons sternly my huge Guest!
until(quite when our touching bellied dream)
unvisibly love’s furthest secrets rhyme.
e.e. cummings
(from Late Poems, in ETCETERA – The unpublished poems of EE CUMMINGS,
ed. G.J. Firmage & R.S. Kennedy, Liveright, New York London 1973-1983)
ill. Maurizio Barraco, El recuerdo
RADIO KLEBNIKOV WEEKBLADEN #5!
uw tekstenboekje voor de uitzending van 02/11/2019!
met teksten van Dirk Vekemans, Guido Utermark, Jerome Rothenberg, Lanny Quarles, Sarah Michaux, Paul van Ostaijen en Padgett Powell
Ik ben de googlekoe
gorgelgoochem reis ik met u
mee langs alle uithoeken
van het vreemdgetaalde & weer terug
vrees niet, niets is veilig
voor mijn babelbabbel
aar & kous van ver & der
ook een grijnslach kan ontlokt
aan een bloedend enjambement
niets is veilig, alles went
er staat hier een abeel te dorren
volgens het rode kruis
komt ie er wel bovenop
estafette is een spel, geen
metafoor, kleuren maken expres
u van de wijs. in het groen
dansen de nog schaarse insecten
ruiggerokt de homerushommel
in de snotgele hars van dennen
we houden wel van een verzetje
zolang er iets te smikkelen is
jij bij voorbeeld, zoals je
alles opent en begrijpt het zweet
van stierenochtend wolkengoud
taal is zand & spaans benauwd
zo zout krijg je ’t niet meer
op je bord van alledag
niets is veilig, alles went
~
Wij zijn woorden
Wij zijn woorden.
Je vervoegt mij, wij gaan aan de haal.
Verberg mij in alinea’s.
En wij schuilen in de taal.
Neem de letters voor lief.
Wij lopen schreef in uw verhaal.
Wij zijn woorden.
Alleen de naamval plukt me kaal.
Vergeef ons dat ik beef.
Elk woord een oord.
Waarin wonen schuilen is.
Een vissersbootje zonder vis.
Neem ons voor lief.
ill. Odilon Redon
de eerste teksten uit metafysika uitgelegd aan onze goden, inklusief de wapenspreuk.
de bundel wordt uitgegeven door uitgeverij crU.
Loofgang
Dat wat ons leven redt
zoolang diens wasch & duur
wand’lend is bijeen gezet
door den dooden muur
O loofbezette baldakijn
pad beschemerd licht
in ’t huiverende samenzijn
bloei waarvoor men zwicht
omslag: Loofgang rijksmuseumtuin Amsterdam
foto Jan ter Heide
Ergo
En de maan van was wast of geen duister was
haar aanschijn wars beplast alras het luisterglas
kil verstilt het witte wif & alle dimster sterft en masse
zy dommelt schrijlings in heur sas op ’t sterrenras
Rechtstandig vlaagt & vraagt & vaagt de hemelzoon
de heuvels om de doem van dal & al verschoond van schroom
sterker dan de zon, de zee, het brullen van de modderstroom
regen wast de wond’re wijze wei-de we-reld rein & schoon
Ga dan, wees & rijs reiziger in lingerie zo zij & zacht
zoek de verschillen, het kruipbehang, de korenwan
eens in de optelsom van haat & smaad raak ik uw vacht
O ik dank, ik denk, vandaar mijn lief ik ben & ban
de lustloos bange pen die dag pent waar de nacht
herwint haar roep & licht & overmacht o daar niet van
ill. onbekend
Nachtlied
– een gebruiksaanzijzing –
nu vlij je in de armen van de baobab
kus haar sterren wimper na wimper
wacht het wassen sterven van silene
aldus de in de takken wervende sirene
dweep het lome dansen van het licht
de wijde armen van de tweelingzus
die je overal omhuift als avondwicht
breekt de wereld in een blinde kus
dus vlij je in het kruis de waddenslab
melkwit spoog in azuren glimpen
sust van al die enen ene ene
dan als de kilte kantelt klein
sterf gerust in haar omvatten
blauw en struis en stil en zwicht
zwervend in het zweefgetouw
ill. Irem Kaneli, That’s what i saw, 2013
algo: schrijf tijdens zonsop- of ondergang een lyrische tekst bij de LYRIEK-collage van de volgende dag en muziek van Harry Partch
input 2: Ring around the Moon I-IV
input 3: Maria Sabina, from The Midnight Velada, uit: Jerome Rothenberg (ed.), Technicians of the Sacred, ISBN 978-0-520-2+9072-3, p. 57-59
input 4: een ochtendlijke oplossing voor alle problemen van 25/04/2019
ten einde van de nood een deugd te kunnen maken
zien wij ons verplicht het onmogelijke te bewerkstelligen.
hoe kunnen wij het onmogelijke bewerkstelligen (het is immers onmogelijk)?
ik ben de vrouw van de weidse watervlakte
ik ben de vrouw van de weidse goddelijke zee
ik ben de riviervrouw
de vrouw van het vliedende water
een vrouw die zoekt en zoekt en onderzoekt
een vrouw met handen en maten
een vrouw die meesteres is van de maten
WELL BLESS MY SOUL
ten einde het onmogelijke mogelijk te kunnen maken
dienen wij het ondenkbare denkbaar te maken.
hoe kunnen wij het ondenkbare denken (het is immers ondenkbaar)?
ik ben een heilige vrouw
een vrouw van de geest
ik ben een vrouw van de klaarheid
een vrouw van de dag
een reine vrouw
een klare vrouw
want ik ben een vrouw die bliksemt
een vrouw die dondert
een vrouw die roept
een vrouw die schriekt
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, X, Y, Z
om het ondenkbare te kunnen denken maken wij ons bestand tegen het afschuwelijke.
om het ondenkbare te kunnen denken berusten wij in het beangstigende.
om het ondenkbare te kunnen denken verwerven wij begrip voor het hatelijke.
aldus bestendig, berustend en begripsvol geworden wijden wij ons tactvol aan de TACT-techniek tot wij samenvallen met het tactvolle dat wij geworden zijn.
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, X, Y, Z
maar wat,
o Maria Sabina van de Middernachtsvelada,
is toch die TACT-techniek die ons in staat stelt het ondenkbare te denken?
Morgenstervrouw zegt
Zuiderkruisvrouw zegt
Vrouw van het sterrenbeeld van de Sandaal die zegt
Vrouw van het Sterrenbeeld van de Haak die zegt
dat is uw Klok die zegt
dat is uw Boek dat zegt
ik ben de Kleine Vrouw van de Oeroude Fontein die zegt
ik ben de Kleine Vrouw van de Heilige Fontein die zegt
Shake hands now boys and let the sound of the bell come out fine
de TACT techniek is de Techniek van de Acceptatie en de Confirmatie van de nood aan TACT die kan maken dat het afschuwelijke ons genegen wordt en ons liefdevol stemt.
de TACT techniek is de Techniek van de Acceptatie en de Confirmatie van de nood aan TACT die kan maken dat het beangstigende ons wenselijk wordt en ons gezond maakt.
de TACT techniek is de Techniek van de Acceptatie en de Confirmatie van de nood aan TACT die kan maken dat het hatelijke voor ons aantrekkelijk wordt en ons vrolijk stemt.
en zo daal ik dan af voornaam
en zo daal ik dan af betekenisvol
zo daal ik neder met de tederheid
zo daal ik neder met de dauw
uw boek, mijn Vader, die zegt
uw boek , mijn Vader, die zegt
clownvrouw onder water die zegt
clownvrouw onder water die zegt
omdat ik het kind ben van Christus
het kind van Maria, die zegt
Look out! He’s got a gun!
en als wij dan liefdevol en vrolijk gestemd en gezond zijn vallen wij samen met het tactvolle van de TACT-techniek die wij geworden zijn en zo wordt dwars door ons het ondenkbare plots denkbaar
en zie
ik ben een vrouw van de letteren die zegt
ik ben een boekenvrouw die zegt
niemand kan mijn boek sluiten dat zegt
niemand kan mij mijn boek ontnemen dat zegt
mijn boek van gebeden
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, X, Y, Z
en als wij dan liefdevol en vrolijk gestemd en gezond en wel geheel samenvallend met het tactvolle van de TACT-techniek plots het ondenkbare kunnen denken dan zullen wij zien hoe het onmogelijke toch mogelijk is geworden
en zo zullen wij van onze ergste nood onze beste deugd hebben gemaakt
en wij zullen Maria van de Middernachtsvelada dankbaar zijn dat zij ons geholpen heeft door het belemmerende dat ons belemmerde een ogenblik te belemmeren om ons de ogen te sluiten en ons zodoende een blik van de waarheid te gunnen die wij zolang vergeten waren al.
ik ben een vrouw en een moeder die zegt
een moedervrouw onder water die zegt
een vrouw van de goede woorden die zegt
een vrouw van muziek die zegt
een wijze zienersvrouw
Look out! He’s got a gun!
ik ben een lagunevrouw die zegt
ik ben een laddervrouw die zegt
ik ben de morgenstervrouw die zegt
ik ben de vrouw die door het water gaat die zegt
ik ben de vrouw die door de zee gaat die zegt
algo: schrijf tijdens zonsop- of ondergang een lyrische tekst bij de LYRIEK-collage van de volgende dag en muziek van Harry Partch
input 2: Revelations in the Courthouse Park Chorus 1
input 3: Aztec Definitions, uit: Jerome Rothenberg (ed.), Technicians of the Sacred, ISBN 978-0-520-2+9072-3, p. 23-24
kom mee Dikloos
kom mee zeg ik je
jij behoeftige
rijmkakker
er is een witte spiegelsteen en een zwarte
de zwarte toont een mooi gelaat dat lacht als het het ziet
de witte toont een bloedlip op een scheve mond
en dikke plukken haar uit de neusgaten
het bleke voorhoofd met zweren bezet
het jachtwiel sloeg mijn jongen neer
het wentelt als tevoren
men zegt : het komt wel weer goed
ik heb de hoop verloren
eentje is er rond, eentje langwerpig
ik maak die stenen, hak ze, splijt ze, schaaf ze en polijst ze
ik poets de stenen een voor een, ik strijk ze in met vleermuiskak.
zie ze blinken! zie mij blinken! hoe mooi ben ik!
verlaten door een dronken man
verpletteren mij de zorgen
mijn dikke buik is er getuige van
ik voel het leven nu, het stampt.
hoe voed ik het morgen?
break my heart but bless my soul
joekoe re joe roekoe
so high so low
I AM
I AM
break my heart but bless my soul
‘Revelations in the Courthouse Park’ had de Bacchae van Euripides als input
https://www.harrypartch.com/
Tijdens zijn leven gaat een broekdrager
tienduizenden keren naar de wc.
Tienduizenden keren opent
hij zijn gulp. Dat is in totaal, aangezien het een strook van
tien centimeter betreft, een kilometer gulp.
Een kilometer gulp wordt opengeritst in honderden toiletten
en vaak ook nog voor de seks.
De hoogste toren ter wereld is ternauwernood een kilometer
hoog.
Waarin de kleine man groot kan zijn.
algo: schrijf tijdens zonsop- of ondergang een lyrische tekst bij de LYRIEK-collage van de volgende dag en muziek van Harry Partch
input 2: Dark Brother
u Donkerte ter ere
gaan wij niet steeds weer door de Gaanderij
langs de eindeloze rijen van de ramen
met de namen van het licht
dat ons ter dood wil nagelen?
schuifelen wij niet zwetend,
met van angst ontsloten spieren
in eigen derrie
naar de verscheuring die gij zijt?
u, Donkerte, ter ere
hebben wij niet de weg der wegen
duizenden malen afgelegd?
hebben wij niet ter uwer wille
ons eigen vlees verloochend en belogen?
uw Donker dat in eigen Donkerte
zichzelve zoekt: gij schuift in ons
gij zijt de vette slang in onze huid
gij zijt het brokkenslijm dat onze tong
ter tale roert.
in rode brand uw donker stijgt
en kust de zwarte hemelleegte.
kom dan maar, gij Donkerte,
kom en sleur ons weerom mee.
Come to me as you always came.
Oerbloed
daar bij de buikborrelende poel
in dit moede ooit zijn we dampend mooi
samen grienend in het broeiend hooi
wrijf het druipzweet van je smoel
eet dan de gloeigranaat zonder pit
totdat je in je groei allengs verhit
bloed breekt uit smeltvlees breekt uw kracht
in zweemvolle kraters zijn we geboren
waar drijven de hete algen naar sterrenslacht
zoeken verkoeling maar zijn al verloren
al ooi en groen maakt wemel kokend zacht
d’aloude zomer heeft ons zoet verkoren
~
ill. Max Ernst, Arizona rouge
Hồ Xuân Hương
Zeven gedichten
Vruchtgebruik
mijn lijf een bungelende nangkavrucht
sappig vlees, de stugge huid geeft licht
mocht het u behagen, open me met kracht
niet te zachtzinnig, dat geaai zal slechts
uw ving’ren bezoedelen met mijn vocht
Waaierzin
één oog diep genoeg voor willekeurig welke roe
lonkt u van eeuwen her vrijelijk warm welkom toe
vouw mij uit tot driehoek, er is onvoldoende huid
sluit mij aan beide zijden, is er weer te veel vlees, en hoe!
aan mij om dampende helden af te koelen waar zij staan
de kop van een heer af te schermen bij stromende orkaan
achter de bedgordijnen vragen we hem op z’n tederst
met al dat hijgen, hijgen in deez’ hitte, bent u voldaan?
Schone slaapster
zoele zomerbries strijkt langs als nooit geweest
deez’ jonge vrouw vlijt zich in haar dromenfeest
haar haarkam losjes in heur lokken hangt
de roze doek glijdt geurig van haar lome leest
op hemelheuvels wenst dauw nog goud te schrijven
in de feeërieke beek schijnt de wilde stroom gestild
– bij die aanblik aarzelt de heer een warrig wijlen
ongemakkelijk, zou hij weeromstuits verstijven?
Jeugd
dauwdroppels bevochtigen haar rozige wangen
hij toont zijn manlijkheid bij smachtend maanlicht
zij streelt haar geslacht voor heuvelen en stromen
zelfs de eeuwenoude keien geven zich gewonnen
oordeel ons niet, ook mensen genieten hun jeugd
Drievoudige kloof
een kloof, een kloof, en nóg zo’n kloof
wie dit schouwspel gutste zij geloofd
spookgrot met haar welige gewelf
rijk begroeide rotsen – wier bedekt haar alkoof
een straffe wind steekt op, verschrikt de dennentakken
droppels dralen aan de wilgenblaren, de bevend blakke
– gij deugdzame, vrome ziel, wie waagde nooit
week in de knieën, onstandvastig, in haar af te zakken?
Nachtwerk
kous omhooggedraaid, de kamer gloeit al zacht
moeiteloos het weefwerk de lange lange nacht
voeten brengen diepte tot leven uit alle macht
bedreven vliegt de schietspoel in en uit
ruim of smal, groot of klein, het past altijd
lang of kort, het glijdt zo makkelijk zat
meisjes die het vatten voeren hem al nat
Drijvende lekkernij
blank en rond mijn vormen, vrij van schroom
rijzen en verzinken ze als bergen in de stroom
kneed me hoe u wilt, ruw voor mijn part
– ik koester, voed mijn hart, een kersendroom
*
Hồ Xuân Hương is een legendarische Vietnamese dichteres, geboren ergens tussen 1775 en 1780 en gestorven in de jaren twintig van de negentiende eeuw. Aangezien haar complete oeuvre, 139 gedichten op de kop af, pas zeventig jaar na haar dood werd gepubliceerd, is veel ervan mondeling overgeleverd. Dit zijn bewerkingen van vertalingen uit de tweede hand.
ill. Đèo Ba Dội (Drievoudige kloof)
algo: schrijf tijdens zonsondergang een lyrische tekst bij de LYRIEK-collage van de volgende dag en muziek van Harry Partch
input 2: The Dreamer That Remains: a study in loving
de reus is nu niet meer de reus, zo verzekert ons maria,
van de hernieuwbare uitgaven, de reus is de reus
van het opbouwende
en hij eet geen kindjes – zo plots,
zegt men, als je in het park gezeten
de borden leest
van wat je niet mag doen, plots
en onverwacht dat de droom komt, dan, toch
terwijl je het net helemaal juist deed
de droom van de dromer die de dromer blijft
terwijl de tijd toch lang al uit de ruimte is geschoven
terwijl er niets nog op het plein beweegt
terwijl het toch in orde is
o heer wiens lijk het ganse land berot
laat ons in innige coagulatie samen stollen
laat ons bloed dat van ontzetting gulpt
in uw slijmen glippen en verdwijnen
let us loiter together
let us loiter together
[versie D]
jij, vrij recursief wil het toeval dat jouw haren
mijn schouder uitstrepen tot op het witte
bot en insgelijks mijn navel versterkt met
gebulder historisch spektakel. hoofden, zij
worden met halen van hun rilromp en krijsen
gescheiden en het leed wordt een deel van mijn
pink. hou die knipschaar in spreidstand, jij: elk
moment is een momentopname met suisende
migs in de hersenpan en bloedstraalbezopen
het besef druipt nu pas in jouw heden binnen:
met de neusloop geschouderd de oogas schroeft
schunnig in de richtkoker de scherven heelal.
het lijf was horizon en oorlog onze vaderstaat.
goddelijk eerst was ik jouw slaaf en nu jij, dat.
verdwenen symbolen wil het toeval dat je haren
strepen mijn schouder tot op het wit klinkende
bot en in mijn navel mateloos versterkt raketten
bulderen (spektakel met moederkoek). hoofden
met halen gemaskerd van rillende rompen ge-
scheiden en het leed wordt een deel van mijn vurige
pink (knipschaar in spreidstand : momentop-
name). met suisvogels mig wapent eustachius
de hersenpan en davert en bloedstraal verloren
de grijze druppels lopen in het borstplan iran.
met de neusloop geschouderd de oogas schroeft
in de peniskoker schilferig de scherven heelal.
mijn lijf is u allen en oorlog is u ook de vaderstaat.
de koning te goddelijk was ik je slaaf en nu ben jij vrij.
[versie F]
je haarpijlen vlijmen vergeten symbolen
in mijn lijf en nagels kerven wit op het bot.
op polaroidbeelden van het binnenbuikse
bofors blaffen uit hun affuiten. offerhoofden
met heftige halen gescheiden van rompen
hun spermonden doen hun tombade tot ver
in de pinkscène (de schaar in spreidstand,
close up van krijslippen over heel het scherm).
suisvogels mig fladderen op uit de gehoorgang
en een bloedstaaltje vijand morst wat ebola
in het borstplan iran. nerveus met de neusloop
geschroefd op de oogas verzilvert het brein
elke schilfer heelal. goed, ja, mijn lijf is soldaat
en god is vader en oorlog maar dat, schatje,
maakt jou nog geen hoer, laat staan een maria.
[versie G]
met correlaties wil het toeval dat jouw haren
uitstrepen mijn schouder tot op het witte
bot & in mijn navel mateloos versterkt raketten
bulderen (moederkoekspektakel). hoofden
met halen van rilromp & krijsen worden
gescheiden & het leed wordt een deel van mijn
pink o.a. (knipschaar in spreidstand : elk
moment is een momentopname met suisende
migs in de hersenpan & bloedstraalverloren
de druppels besef druipen in het borstplan iran.)
met de neusloop geschouderd de oogas schroeft
schunnig in de richtkoker de scherven heelal. mijn
lijf was horizon & oorlog is ook ons de vaderstaat.
goddelijk eerst was ik jouw slaaf & nu ben jij vrij.
[versie H]
Lampje in der Sterren Dampkring
Droom jezelf weg in een boot op het water
met blozende bomen en hemelse gloed
Iemand daar roept je, je antwoordt afwezig,
een meisje dat wemelt en groet
Glaspapierbloemen, zo geel en zo groen
verrijzen boven je hoofd
Speur naar de schat met de zon in haar oog
& wég is ze weer
Lampje in der sterren dampkring
Lampje in der sterren dampkring
Lampje in der sterren dampkring
Ah…
Volg haar meteen tot die brug bij de springbron
waar hobbelpaardmensen te gek gaan op cake
Iedereen straalt als je de bloemen daar langsglijdt,
zo ijl en onwerkelijk hoog
Steekhoedenbootjes leggen er aan
ze voeren je dadelijk mee
Vlij je maar neer op die wolk achterin
& wég ben je weer
Lampje in der sterren dampkring
Lampje in der sterren dampkring
Lampje in der sterren dampkring
Ah…
Droom jezelf nu in een trein op een statie
vol kneedkleien kruiers met wapens van hout
Plots staat daar iemand, ze draalt bij het draaihek:
het wemelend meisje lacht stout
Lampje in der sterren dampkring
Lampje in der sterren dampkring
Lampje in der sterren dampkring
Ah…
Ah…
Ah...
Ah…
h…
…
..
.
voor Annet Schaap
ill. Odilon Redon, Zonsondergang
het einde van de kunst staat of valt met de mens. het beeld dat de mens van zichzelf ziet, van zichzelf maakt of laat maken én het beeld van dat de mens van zichzelf heeft. dit laatste beeld is geen echt beeld, maar een gemoedstoestand, gevoel, overtuiging, wens en herinnering gemeen vervlochten met elke handeling. narcissus —die in zijn eigen (af)beeld verdronk— is de door zichzelf geobsedeerde europeaan. deze obsessie kent een brandpunt: hoe ver de mens natuur en materie naar zijn hand kan zetten, materie kan beheersen met vorm, een vorm die altijd van de mens zelf is afgeleid. materie moet door de mens kunnen worden gebruikt —nut, doelmatigheid— en liefst nog zoveel mogelijk op de mens gaan lijken.
europa heeft zichzelf vanaf de oudheid in zelf-reflektie gewiegd. daarom is duchamps mona lisa daarmee niet anders van werkwijze of aard dan ovidius metamorphosen, de metamorphosen zijn een feest van herkenning, de belezen lezer glundert van genot van hoe speels ovidius verwijst, citeert, verandert. de belezen lezer is nu een toeschouwer van een beroemd schilderij, dat door een beroemd kunstenaar onder handen is genomen. een spel met de traditie.
duchamps urinoir is niet anders dan homerus odyssee. verhalen van een volk, openbare symbolen verwerkt, verdicht. was de odyssee een heldenepos, duchamps urinoir is de intrede van de held als anti-held. het urinoir is de anti-mythe van de moderne tijd.
het urinoir is kunst die over kunst gaat, kunst als kunstkritiek. maar dat is niet het enige, het is ook de intrede van het alledaagse.
niet dat daarvoor het alledaagse geen plek in de kunst kende (denk aan de gelegenheidspoëzie van horatius, gedichten ter gelegenheid van gedenk- en feestdagen), maar het metaforische karakter, of zeg maar de symbolisering, is het urinoir vreemd. het urinoir staat niet voor iets, is geen plaatsvervanger, koerier van een boodschap, symbool voor het einde van de kunst, aktievoerder van de theorie.
het onbruikbare urinoir met handtekening is wel zeker een statement, maar vooral een nutteloze indruk, een anti-indruk, een teleurstelling, deerniswekkend. de handtekening moet het urinoir in het museum beschermen tegen deze kwetsbaarheid van het belachelijk vreemde, de handtekening is een bewaker, een onvervreemdbaar certifikaat van echtheid, een immateriële beschermheer van de materie. het urinoir lijkt niet op ons, wil ons niets zeggen, kan niet meer door ons gebruikt worden. de materie die we naar ons hand hebben gezet, heeft duchamp uit ons zelf-beeld ontvreemdt.
het urinoir is een uitdaging, niet een nieuwe norm of model. het urinoir is een wieg voor de filosoof, aangedaan door dat ding, beroert, in beweging gezet in konfrontatie met zo’n deerniswekkend, passief ding, schrijft de filosoof, met merkwaardige koncentratie en aandacht, om te getuigen van wat daar gebeurde.
ongeacht of de stelling dat moderne kunst theorie in aktie waar zou zijn, is de narcissus-mythe niet nieuw, kunst is van oudsher verwerking van wat voorafgaat; in direkte zin; herneming of citaat; in indirekt zin altijd herinnering met de eis van verinnerlijking. een klassieke werkwijze gedreven door poëtika, navolging, modelleren naar voorbeeld van de groten. zo kijken we naar onszelf; door terug te kijken en dat naar hier mee te nemen. alles verzamelen en naar huis meenemen.
de overheersing van de poëtika —althans van de schijn daarvan— kent in tweeduizend jaar tijd slechts enkele breuken; een werkje van een onbekende auteur, maar meestal wordt de naam longinus genoemd, dat over het verhevene heet, geschreven in de eerste eeuw na kristus. het verhevene duikt pas zeventien eeuwen later bij edmund burke en immanuel kant op. deze nieuwe aandacht —die meerdere bronnen kent— is onlosmakelijk verbonden met de komst van de esthetika, die de aandacht verschuift van de maker naar de toeschouwer, van regels, kennis en inzicht naar receptie, welbehagen en overweldiging. het woord esthetika komt immers van het griekse woord aisthēsis, wat eenvoudig zintuiglijke gewaarwording betekent, sensatie of gevoel.
deze obsessie van europa met zichzelf, gekoncentreerd in een schrijvend subjekt dat geobsedeerd is door hoe het zichzelf voelt, tegenover wat daar gebeurde, zoekt de mogelijkheid om al het voorgaande in één moment te hernemen en samen te ballen in een nieuw inzicht; definitief oordeel, resultante of resultaat.
de kunst van deze eeuw wordt juist door ontwapening en radeloosheid gekenmerkt. deze situatie kan “laffe” kunst afleveren, kunst die nooit af is, nooit tot voltooiing komt, omdat het zich geen oordeel, geen resultaat toelaat.
de eis van volmaaktheid is de eis van de poëtika, de esthetika kent geen bepaalde eis, is niet een stijl. een woord zoals esthetisering is een gruwel. het urinoir met een handtekening in een museum betekent niet de esthetisering van het urinoir, maar de onbruikbaarheid van een urinoir aan de muur van een museum.
het urinoir is onbruikbaar, gesaboteerd zou je bijna kunnen zeggen. deze onbruikbaarheid wordt door de handtekening veroorzaakt, de handtekening van een kunstenaar saboteert een gebruiksvoorwerp. de handtekening maakt het onmogelijk om het urinoir nog te gebruiken, het nut is eruit weggehaald.
als narcissus niet in een vijver had gekeken, maar in deze urinoir, zag hij slechts een urinoir. hij zou ogenblikkelijk verliefd worden…
de vernedering van het urinoir toont de verzegeling van het museum; de ziel wordt hermetisch afgesloten, onbeweeglijk bewaard als dood, bevroren, in afwachting, ja van wat?
de handtekening vernietigt de ziel van het urinoir. het urinoir is een opgezet urinoir, zoals een gorilla na de jacht als trofee in de hal als kapstok dient, lachwekkend, ontzield, tot menselijk gebruik gereduceerd. daarmee bedoel ik: gereduceerd tot wat iets voor ons betekent, voor ons nut heeft. de handtekening betekent het in bezitnemen van het urinoir door een kunstenaar, die daarmee —vreemd genoeg— juist het ding of wezen van zijn nut voor ons bevrijdt! nutteloos is het slechts zichzelf, onbegrijpelijk voor ons, onsterfelijk in zijn geheim.
schilder ons een kraterrand als horizon
waarop gedroogde vliegen sos’en morsen
voor ze zich in dom geluk naar binnen storten
in de vuurmond die alles gebiedt en laat
ons stuntelen struikelen bielzen zonder
ritme in het vacuüm van onze onmacht
als een kleine kolibrie in de ranzige schemerering
sluimeren, de wereld halfgrijs van onttovering
en de bomen alle bomen op sterk water hoor
hoe de golven op je gezicht in stukken breken
en in deze nonnenorde gaan we met kwasten
door de nacht, de sterren afgeplakt, de wereld
een onguur kaalhoofdig palet van gelooide
kleuren, we schilderen in ploegen de ergste
ellende, roken tussendoor de laatste
kinderen op om nog hun val te breken
wanneer de dode vissen waaieren over
het water als herftbladeren de stuipen
nog in hun vinnen rillen we over het oppervlak
waar de tijd blind giert van rusteloosheid
vangen we dikke vliegen om hun over het grote
niets te onderwijzen, robuust maakt ons dat en trots
vlechten we onze vingers in elkaar tot de botten
ervan kraken ja de opa’s zijn er weer met hun
regenboogachtige grote gebaren en vervlogen
DE WACHTER
Ik wacht en ik sta hier mijn naam te vergeten.
Ik kijk naar de mensen die komen en gaan.
De zon is heel warm en koud is de maan.
Ik sta en ik wacht tot mijn naam is vergeten.
De mannen zijn haastig, zij willen vaak weten
En of wanneer LAIS door de poort is gegaan.
Ik wacht en ik sta hier mijn naam te vergeten.
De mensen van ‘t stad: ik weet hoe zij heten.
Ik zie hen graag komen en liever nog gaan.
Hun lief en hun leed zijn heel vlug gedaan.
En wat zij beweren wil nooit iemand weten.
Ik wacht en ik sta hier mijn naam te vergeten.
(ik heb besloten om Christine de Pisan na te volgen. in al heur vormen.
ik vind zulks heel erg opwindend. ziehier mijn eerste rondeau pisanesque )
(kzal d’r ewa rotcollages bij doen, da’s goed voor de commerce)
Ad astra per alam
neem me mee, o zwarte hippogrief
breng me naar je hemels nest
schaak me naar je licht gewest
‘waar dan ook maar niet hier’
nimmermeer het onbeweeglijk zwart
van het blok dat ons zo straf omklemt
vanaf de doodsklok mikten we met smart
op wolken voortvluchtig, onbestemd
leen mij je vleugel, vogellief
één maar – hoeven hoef ik niet
voer me naar het sterverschiet
daar wacht mijn stil verblijf
het onmetelijke stierf in onze duist’re blik
doof zelfs voor de roep van leeuwerik
werd een eens zo stralend immermeer
tot het doffe dwingend nimmermeer
en, zwarte hippogrief, vereer
de aarde met je gevonden licht
ze lacht je toe, zie, ze zwicht
ten afscheid immermeer
uit: Edgar Allen Poe en anderen, ‘The Raven‘, Louter duisternis, Darkness there and nothing more, Stichting Spleen Amsterdam 2019
ill. Odilon Redon, Zwarte Pegasus
met dank aan Charles Baudelaire, Efraïm Mikhaël, Henry de Régnier & Odilon Redon. & aan Maaike Molhuysen