verveling verveling vervelling verveling werveling verveling verveling verveling verwelking verveling verveling vervelling verveling verveling verveling verveling verwelling werveling verveling verveling verveling verveling verveling erfdeling verveling vervelling werveling verveling verveling vervelling verveling vervelling ververling verversing verveling verveling verveling werveling verveling verveling vervelling werveling verveling vervelling vervelling verveling werveling verveling verveling verveling verwelking verveling verveling vervelling verveling verveling verveling vervelling verwelling werveling verveling verwensing verveling verveling verveling versterving verveling vervelling werveling verveling verveling vervelling verveling vervelling ververling verversing verveling verveling vervelking werveling verveling verveling vervelling werveling verveling verveling vervelling verveling werveling verveling herverdeling verveling verwelking verveling verveling vervelling verversing verveling verveling verveling verwelling werveling verveling vervelling verveling verveling verveling erfdeling verveling vervelling werveling verveling verveling vervelling verveling vervelling verlenging verversing verveling verveling verveling werveling verveling verering verveling werveling verveling verveling vervelling werveling verveling verheffing verveling verveling verwelking verveling verveling vervelling verveling verveling verveling verveling verwelling werveling terechtstelling verveling verveling verveling verveling verwerving verveling vervelling werveling verveling verveling vervelling verveling vervelling verwensing verversing verveling verveling verveling werveling vervelling verveling vervelling werveling verveling verveling veredeling verveling werveling verveling verveling verveling verwelking verveling verveling vervelling vervelling verveling verveling vervelling verwelling werveling verveling kerfgeding verveling verveling verveling erfdeling verveling vervelling wervelking verveling verveling vervelling vervelling vervelling verlenging verversing verveling verveling verderving werveling verveling herverdeling vervelling werveling verveling verveling verveling vereffening werveling verveling verveling
Categorie: tekst
berichten met tekst in het bericht
uit ‘ het dagboek van Anke Veld’
28/01/2019
vast in taal. ik praat, ik schrijf, jij hoort jezelf, je eigen falen, wat ik ook zeg. ik denk aan die toren toen, van Babel, de spraakverwarring. ik zie die hele volkeren splijten.
het zit m in de woorden, dat denk ik dan, het misverstand. en ja begrip is vrede, onbegrip een oorlog, met vijanden en al.
voor begrip is luisteren nodig, en lezen. de woorden zoals ze er staan, zoals ze klinken. ja onder lagen stem, stem die veel verduistert, het stralen ook, van ogen, gezicht, mimiek.
hopen emo, stiekem opgeslagen in rimpeltjes en tikjes allerlei. in vlekken, littekens, een stuk minder of andere huid. dingen die ontbreken ook, niet rustig zijn.
ja taal is hopelijk het communiceren met woorden, elkaar helpen en onszelf, met dingen die ons gelukkig maken.
zoals sommige woorden, zoals met liefde, begrip.
luisteren is woorden aaien, ernaar kijken, alsof je die wil kennen, zoals ik dacht dat ook liefde was.
omzeg ik een zin, de woorden blijven bij de woorden medelijdend staan.
roer: ik tast mijn roeren aan en ik bekijk de spatel die ik heen en weer en heen vergeefs beweeg. waar ben ik?
licht: ik strijk het licht in kleuren uit, gestolde plaatjes van het duren van de weigering. zij houdt van Hem, Hij wijst haar af, ik hou van Haar, zij walgt van mij.
doof: ik uit de woorden die als motten in mijn keelgat slaan. ik walg, ik stik, ik slik. houdt Hij van Haar?
blind: ik zie een lijf dat leeg zijn liefde biedt aan mij. wie zijn wij, en waar?
daar: een voorwerp van verlangen gooit mij van hoog de gebaren van het falen in de open hand. ik vang een slipje met haar geuren.
er: mijn mauve stilte donkert er tot blauwig grijs. zij neemt mij in de mond.
ach: hij zoekt het spreekgestoelte. ik grijp zijn benen bij de haren vast.
ja: ik kom in haar, zij jankt, ik duw haar van mij af
ik spartel op de vloer.
de gebeden bleven steken in een lus van onbegrip.
mijn lichaam drukt zich nu volledig uit en af in de muffe kamerlucht. de walm is onuitstaanbaar: verschaalde lust en weemoed, zweet en drek en dan de onvermijdelijke maalstroom van verdriet, de alsem van de pijn, de lijkgeur van de nietigheid.
o nacht: ik voel de Zon al razen, ruik het solfer van Zijn dageraad.
begripsdagboek (fragment)
Ik kan nergens heen vluchten. Ieder woord is een lichtstraal gericht op een kern die niet meer is dan een geloof. Begrip is secundair. Zo’n diepe ontevredenheid met de taal kan alleen een chemische oorsprong hebben. Een samenzwering van hormonen, van moleculen, saboteert deze woordenstroom. Ik doorloop alle mogelijke narratieven maar er is er geen een die ik de moeite waard vind. De reden, dat ik dit malgré tout moet schrijven, is het zwak schijnende geloof, ergens in mijn onderbewustzijn, dat ieder woord een plek heeft en een exacte reden, ongeacht het onwaarschijnlijk slechte gezelschap waarin dat woord verkeert. Dit is het meest oorspronkelijke geloof, het geloof aan de taal zelf is fundamenteler dan het geloof aan een instantie, een god, die bepaalde woorden een goddelijke status geeft en zo religie mogelijk maakt: de idee dat het geloof zich hecht aan bepaalde inhouden en dat betekenis voortkomt uit het bevechten van tegenstrijdige inhouden. De macht van die monsters mag niet worden onderschat. Maar vanuit mijn perspectief, als iemand die zo lang alleen is opgesloten en zijn taal heeft voelen uitdoven, totdat zij zwakker was dan het flakkerend schijnsel op de koude granieten muren, zijn ze behept met een verkeerde, hysterische oppervlakkigheid.
Uit: Verweer (2019)
#236
Het ligt niet in de aard van mijn heilig
surrealistisch huisdier om tevreden
voor zich uit te staren, van alle kanten
loert gevaar en de monstertjes zingen
een treurlied over vaders versleten
duivenhok waar kwetsbaar en verlaten
de oude vogels dansen als ratten in
de val nu de zomer voorbij is en
ik hier weg moet zit het gruis tot diep in
mijn haarwortels, nog groen valt de nacht die
ruikt naar vermoorde bomen, ademloos
wachten de ongeborenen en verdwijnen
te vondeling gelegde eendagsvliegen in
september uiteindelijk in de troost van pijn
rijs op! dit is je effekt! lezer!
het gehele voorwoord van rekonstruktie/konstruktie, geschreven door sadà. uitgegeven door uitgeverij crU.
1e afdeling riet; uit: zienerlied entartet
de gehele afdeling riet uit zienerlied-entartet opgenomen in de verzamelbundel rekonstruktie/konstruktie uitgegeven door uitgeverij crU.
deze verzamelbundel bevat tevens: ON- en de gele boeken/
zout
6/01/2019
uit ‘het dagboek van Anke Veld‘
“fuck the future: wat niet is, moet komen.”
Anke Veld 1/05/2021
ik lig in bed, ik waak, ik woel, ik vind geen aarding
in het draaien, keren dat ik doe.
er is een beeld van jou dat door mijn wezen jaagt,
het laat niet af, het houdt niet op.
jij ligt in bed, ik duw en streef en sterf in jou.
jij kreunt omdat je niet meer kan,
je stamelt ‘nee’ en ‘nee dit kan niet nee’,
dus ik ga nog meer in jou tekeer.
en dan
de nekslag achteruit,
je drukt je achterhoofd de kussens in,
dat zachte wil niet kennen deze kracht van jouw ontluistering.
de aarde wijkt, de zeeën splijten,
monsterbaarlijk is geheel jouw lichaam
dan gebeurtenis, ontwaken:
je slikt en
in het bulderende suizen van het stille punt
omvormt zich tot kolos, kadaver en geraamte van de tijd
het woeste beest dat in je hals als honger leefde, de mastodont
die slokt, en slokt in de verpletterende zwaarte van zijn reine git
en die mijn snokken vreet, mijn spasmen, en die de kamer eet, en die heelal en jou verpulvert en vergeet.
uit jouw lichaam dan stijgt langzaam op
versplinterd licht
het zilveren zingen van gods glinstering.
Ach senliches leiden
O verstikkend lijden
mijden strijden scheiden wekt mijn wee
beter nog verzonk ik in de zee
fijn aanminnig wijf
uw lijf beklijft verdrijft naar josafat
hart moed zin & rede even mat
ons scheidt de dood
nu uw gena niet baten wil
de nood is groot
mijn zuchten berg ik stil
uw mond zo rood
vergroot mijn lust & zwijgt & blijft zo kil
einde peinst & grijnst ik gruw & ril
~
Mijn hart schreit schril & klein
verdrijft verkwijnt verdwijnt tot mijn verdriet
uw min biedt niet dan pijn in mijn verschiet
gelijk te zijn aan de dolfijn
diens lust voert naar de diepste oceaan
ontvlucht de storm & zie hem vliedend gaan
van zonneglans
die hem verkwikt zijn geil gemoed
omklem die trans
met al uw vrouwlijk liefste goed
geef hem een kans
niet kerven sterven derven hertengloed
zo ver van u verga ik nu & bries & woed
~
Mijn hoofd is dwaas omkranst
met klagen vragen dragen uur na uur
duizend jaren brandt mijn liefdesvuur
mijn jammer een sintvitusdans
’s nachts smacht veracht mijn eigen kracht
verstrikt mijn hoop gans kansloos in haar macht
geen die mij troost
al is mijn lijden twijfloos groot
mijn hart verbloost
van zelfbeklag kleinzielig & ontbloot
och word ik ooit verlost
het treuren beuren sleuren dat zo knaagt
gekte grijpt & knijpt blijft onversaagd
~
Oswald von Wolkenstein, Ach senliches leiden, 1432
tweede proeve van vertaling
https://www.youtube.com/watch?v=zVBUNLEOKkk
het lied klinkt vanaf 6:33
midwinternacht
op onbekende afstand ritselt een faun – wij mensen wachten
een enkeling ontdekt deze nacht sepia in zijn brein en verhangt zich
de hoorn schalt, de koffiemolen ratelt
de bosgod zwelgt in het zicht van de verderfelijken
verderf slaat de zwarte toetsen aan – wij wachten
wij mensen waken in de wetenschap van de eeuwige nacht
waken en liggen aan elkaars slapen, wij waken en slapen
wij mensen waken en slapen in de midwinter-
nacht
wacht! gij die de nacht heeft gezwart gij
zult tussen ons slapen, en tussen ons en tussen ons gij
zult tussen ons slapen.
Stelling
opinie geuit in de sociale media over de subsidiecriteria gehanteerd door het VFL inzake auteurslezingen:
“voor mij heeft het minder met de centen te maken dan met het principe: men subsidieert op basis van achterhaalde criteria en miskent daardoor niet alleen auteurs die minder mainstream werken zoals visuele dichters, maar men miskent ook gans de realiteit van het schrijven en belemmert daardoor eerder een gezonde doorgroei van de letteren in een gans andere, totaal omwentelde schrijfomgeving. Uit angst voor de instorting van een oude orde die al decennia niet meer bestaat, belet men de ontwikkeling van de nieuwe mogelijkheden. Als je zoiets doet met middelen van de belastingbetaler dan ben je of je dat nu beseft of niet, want dat voordeel van de twijfel gun ik hen van harte, bezig met volksbedrog in functie van geheel contingente financiële belangen en niet met het bevorderen van de Letteren.”
Nocturne
Nocturne
Gott meint es gut mit jedermann,
Auch in den allergrössten Nöten.
Verbirget er gleich sein Liebe,
So denkt sein Herz doch heimlich dran.
Cantate BWV 188
sluierwege slaapt
haar blikken sneeuw
tikt het ik in binnenik
oogst of oogt noch oorlog
heur stiekeme geeuw
hoe weet de oehoe
hier de leeuwen
van mijn misverstand
ik ben er wel maar niet
van alle eeuwen
eens per hartslag
zal ik waken
dertien omloops lang
uw ziel en heil
zal ik drama slaken
van de verre lila kim
steek ik over naakt
hopend op uw telescoop
zoek hand in hand
de ster die immer waakt
neem mij dus louter ‘s nachts
ik ben in lood gehuld
indigo licht ik op
wanneer uw vingerspreeuw
mijn liefste zucht vervult
♥
ill. Wiebe Bloemena, 1963, 2009
Reglement voor ‘t scheepsvolk
Reglement
voor ’t Scheepsvolk
ieder man een volk dat scheepgaat
laat zich voeden met ’nen zilten droom
weggaan & weerom weer weg no home
de buik niet scheurt & lopen laat
waar vrouwlief wacht & wacht
wacht tot de weerkomstnacht
in deze vademen verdrinkt geen vlag
geen vlinderslag zinkt zingend dingesdag
de haai gemist de boot verkist
het heerlijk sissend zeemansgraf
– voor wie aan armoe sterft
is dood te groot te sakkerlood
Zondags.
½ mutsje Genever aan ieder man
het tere licht gutst in de vingerhoed
koopt koper voor de mannenmoed
de muts de smokkelwaar
gemaakt van droom & adelaar
wie arend is & aarde omnivoor
kom om & om ivoor voor wederhoor
godlof om ’t schom’lend vocht
dat stilaan brandend alle zwansen
in den nijv’re blik doet dansen
om wat de zee vermocht – verzocht
Maandag.
Peper, Mostert, Boter, tot sous maaken
zo eenvouds stille ingrediënten
smaakt ruwe bolster zoet & goed
stokvis & emmers erwten venten
die topkok tovert uit zijn hoed
maar niet aleer de jaagster met het koele hart
zich groot maakt in ’t alom bespikkeld zwart
die ieder man graag vreezen doet
voor heur helse honden & de knoet
Dingsdag.
2 emmers Witte Boonen voor ieder 100 man
hier met die emmer! begot
wij zijn met vijftig & niet zot
de maankleur is ons lief
het is een dag voor domme dingen
om schootsruim uit te zingen
veel vrouwenvingers alsjeblief
het wit van bonen opgesmukt
voorzegt het muizig mutsjelief
’t is u gelukt & afgerukt
dat aanstonds spreken zal
& heerlyck opgeleukt mijn waterdief
mijn logboek siert & steekt van wal
Woensdag.
40 Pruimen of 20 Corenten ieder 100 man
bij elk paar pruimen wordt gesteld
dat één corent wordt neergeteld
op zee zal elke golf zich schamen
voor eigen schuim en amen
dit komt doordat de spoeling
eens zo dun is als verhoopt
& elke zuivere zilthapmossel
slechts waan is & gedroomd
’t is deez’ corente duivelsdag
dat alles zich verliefd verknoopt
& elke vale meisjesmossel
zich verpopt: als pruim zich toont
Donderdag.
Vleesch ieder man
om alle ongelukken van ’t koper voor te komen
centurion kom aan kom kees
vetmest de aarde in ons lijf
verwaan verwen verwees
totdat we hijgen bij het wijf
als venus bloeden moet & doet
& van de honderd nog slechts tachtig resten
wij slobb’ren strijd & bloed & goed
& naderen het wuivend westen
Vrijdag.
½ Spek voor ieder man
de bek staat open is gebroken
maar ’t zwyn zal ons doen koken
haar veile vet is onze kracht
haar lillend vlees zo rijk zo zacht
’t schuim schudt schalks haar lend’nen
& reken reken reken maar
dat we de steven zullen wenden
bij ’t glimmen van heur hoerenhaar
Saturdag.
tot Grobbezak, met Wyn, Zuiker, Tamarinde, na ’t behooren
½ mutsje Genever voor ieder man,
en het over gebleeven eten
& vrouwlief wacht
al tot de weerkomstnacht
wat over is dat is gebleven
rest slechts ’t zingend beven
van al wat zoet en zoutig is
langs venus’ vrome dreven
& goed & goud de nis
waarin ik kom tot leven
het mutsje spelt mij uit
wat wacht als haar & huid
ik doop mijn ruwe snuit
in ’t zachtzilte van de bruid
♣
I Corente 13:3
ill. Anon. VOC-schip De Noord Nieuwland, 1762
Alle paragnosten hebben een luisterend oor
In een veeleisende omgeving
genereert een patiënt gewoonlijk
een terabyte aan gegevens
voor diegene die het vergeten zijn
in ons gesprek
komt de informatie vanzelf
door middel van automatisch schrift
krijgt u altijd een eerlijk
en positief antwoord
de psychologische voor- en nadelen
van uw relatie tot de ander
belicht ik in detail
in een negen weken durende studie
die de koers van
uw leven zal veranderen
we kunnen als u dat wenst
ook een voorspellende legging
voor u doen
Schikt het u?
Schikt het u?
– de Moiren spreken –
Clotho:
Ik weet, u heeft nergens om gevraagd
maar aanvaard deez’ zilveren draad –
Uw heil en ongeluk hangen ervan af
u ziet mij niet, maar ’k weef uw straf.
Lachesis:
Dat denkt zij maar, daar aan ’t getouw
ík ben uw engel, blijf u eeuwig trouw –
Uw kameraad ben ik, bij elke dapp’re stap
nee lach maar niet, ’k ben verre van een grap.
Atropos:
Ik ken die grootspraak: cynisch, valse hoop
eeuwig? waanzin. ik ben uw laatste knoop –
Uw grootst geschenk ben ik, uw snelle mes
u bent geweven, ik haal het uit – dé levensles.
~
ill. titelpagina Lucas Cranach der Ältere, Das Parisurteil (detail) 1530
ill. hieronder Salvador Dalí, El Mundo, 1984
Salvador Dalí, El Mundo, 1984
Enkele bedenkingen, duaal, desnoods
Enkele bedenkingen, duaal, desnoods
I
kunt u zo gereformeerd mogelijk door die klei lopen?
langzaam vaar ik op haar toe, ik kus de zeep bezopen.
haar tong elektrocuteert beide dijen mijn, ik hoor haar hijgen.
mensen die lelijke muziek maken moeten de doodstraf krijgen.
met zo’n vervaarlijk vrouw mag je je gelukkig prijzen.
tenzij je doodgaat natuurlijk, zonder af te grijzen.
schik een beetje op, meneer, laat me mijn droom begaan.
je beeft, want als de sterfte leeft, heb je er niets meer aan.
doorroeien, matroos, hier is het zeil, uw geil is veil.
gereformeerd? moi? & klei? waarin huist uw ijlend dweil?
een oeverloze levensvraag. als isis zoekend langs de nijl.
zo ben ik dan ook weer wel, gij onbesuisde blaag.
nu in de aanbieding: de exclusieve bottenzaag.
ei, ei & ei, de queeste is onbarmhartig vaag.
II
hier is mijn touw, uw zweep, o lieve leep.
’t is gauw gedaan, met tape & sunlight zeep.
gereformeerd of niet, immer een reet in ’t verschiet.
lik mijn hooggesloten schoen, toon fatsoen of niet.
uw sluier maakt u geil, & tot mijn plezier, bezit.
ocherreme, schriel balkenbrij, laat zien uw slappe lid!
en als ik uw fier fameus flamoes eens likken zou?
geen corset zo nauw, of ’k sla uw billen blauw.
u maakt mij bang, is al wat ik vandaag verlang.
daar verderop, uw borsten groot & bloot.
waag ’t niet, gij worm, of proef mijn balzaagzang.
ik handel naar wat ik zie, u bent zo goed als dood.
waterpomp & tang, verboden zuignap, slecht behang.
koop ons waspoeder, slik ossengal, bederf als schroot.
III
uw ogen zijn als dadels, gevoed met droesemgif.
zeg nog eens zo ah, uw lippen zo vaneen, zo grif.
lui als de leliën des velds, uw halfslachtig opperdoes.
eens als de bazuinen klinken, sla ik u tot vogelmoes.
er was een paap, een pruimensnoeier, een waar priaap.
het kerstnummer staat ruk overeind in vleesloos gaap.
och dat gij mijn broertje waart, ik sloeg u lam & lens.
nee, dan het steig’rend paard, dat zet mij in de hens.
o mens, beween mijn zonden groot, & zing voor mij.
melk, goed voor elk, liegt van liefde, dwaze sjankerzot.
bijt, sla, trap, vernietig mij & snik me bach zo blij.
dan sterf langszij & verzucht nog eens er is geen god.
allerhande troetel mij, meng pijn & smaal daarbij.
ik ril en zie niets meer – is genot triomf, triomf genot?
~
Frederick Carl Frieseke, Nude in Dappled Sunlight, 1915
De leefclub
De leefclub
I
Want ja, wij willen maar wat graag zijn
de machtige magiër, die met zijn megalomane manieren
de meervoudige merites van dit ondermaanse manipuleert,
of de wijze, want wijs lijkt zij, vrouw die in de speciaal
voor haar opgerichte tent de haar toegewezen bezwarende
boekrol beduimelt die zo te zien haar erfgoed is – de enige hier
die terecht een sluier draagt, van huis uit.
En neem de van godweetwat bezwangerde Venus, die uit het water
oprijst, of erop troont, als was het haar terrein: de kracht die
in haar arrogantie huist beweert bergen tot bewegen te bewegen,
mannen tot minnen te manen.
Ook haar eega verschuilt zich niet – stoer en stompzinnig zit hij
neergezegen, heeft zich verkleefd met de stabiele zerk
van zijn materieel vermogen. Natuurlijk ziet hij de dood niet,
die hem vanavond halen gaat in Ispahaan.
En dan is er de geleerde, de goeroe die zijn bijoogmerk verbergt
achter zijn baard of zijn betweterig tonsuur – hij heeft, beweert hij,
onmisbare info, van hogerhand. Dus huiver en luister – er zit
niets anders op.
Voor wie niet kiezen kan, hebben we hier de dwingende tweesprong
van Amor geïnstalleerd, zo u wilt met pijlenregen. Daar
komen lastige kinderen van.
En het allerstoerst is natuurlijk onze huis-tuin-en-keuken-Hell’s-Angel,
zwaar gemotoriseerd en bedreven in het snode plan. Knipoog
naar Apollo. Niet dat hij ver komt – te veel spaken steken er
uit zijn dwarse, steenzware, zo niet leilompe wielen. Hij
roept maar wat, de modebewuste new-age-yup.
Waar blijft Salomo, vragen we ons af. Iemand moet hier toch wijzen
op het moederschap? Ah, hij heeft zich vermomd als een zij. En om haar
overijverig steven te staven, toon zij ons haar mooiste keukengerei.
Wég van hier. Op naar andere, dieper gelegen regionen! Geheel
abusievelijk heeft onze blinde vriend zijn potsierlijke zandloper
verruild voor een wat onstandvastige en sowieso hier en voor hem
onnutte kaarsvlam – die telkens uitwaait – want tochten dat het hier kan!
Enfin, op deze noordelijke bergrug – onvindbaar op de kaart – heeft
Moedertjelief haar toestel geïnstalleerd – een wankel en onmooglijk
staketsel dat volgens haar, en haar drie onafscheidelijke speeltjes, ge-
groepeerd rond de wat uit het lood staande spil, een geolied perpetuum
mobile moet voorstellen. Stel je voor!
En bij deze club, dit stelletje ongeregeld willen we horen! Het
inschrijfgeld, zo vernam ik uit bedenkelijke bron, komt geheel
ten goede aan de eerste de beste flapdrol die het geheel,
de zin, de toedracht weet te doorgronden.
Mooi meegenomen.
II
Hoe anders ligt ’t bij de rest! Die motorpipo van zonet heeft z’n wrakhout
verpatst, en gaat nu gewapend met honkbalknuppel de arena in. Daar
zal hij de toegestroomde goegemeente verbijsteren met zijn dressuur-
en slagerskunst. Hic sunt leones.
Het loopt niet goed af – dit wordt een lynchpartij van het zuiverste
water – vreemde vruchten dragen de bomen hier!
Maar we zien hoe ’t komt: die ene lange met z’n zeis is debet aan de
nu glashelder aan het licht gekomen alomtegenwoordige en niemand
ontziende maatregel. Deze douanepost kom je niet levend en schoppend
voorbij. Even goede vrienden.
En zo zit het dus met de meeste anderen, of ze nu wat onnozel
staan te emmeren met hun vleugels van was en een blik van
kijk mij nou de feestartikelenwinkelier uithangen, of dat ze
de algehele wanhoop nabij uit de rokende architectuur van de
megalomane skyline springen, vliegen, zich laten vallen, dwarrelen,
iets is er, iets zijn ze vergeten – de bokkepotige jandoedel die
ze grinnikend zijn welgemeende mores leert. En waar
kennen we die vrucht van, daar in zijn obsceen glimmende
schoot?
Maar er is licht.
Onze bakvis heeft hiervan iets opgestoken – en dat is ha niet
heur haar – als een volleerde volbloed centerfold
poseert jarig jetje bij het staande water. De goegemeente bloost,
daar zij haar water loost. En dat is de schuld
van die ster! (Die krijgt nu eenmaal altijd de schuld.)
Nu ook de andere hemellichamen er zich mee lijken te gaan
bemoeien, schiet de fabuleuze kakofonie van de fauna door de ether.
Links het wild, rechts het gedomesticeerde stemgeluid van wie beter
ruiken, jagen kan dan zien. De grijnslach van de echo heeft dorst.
En bloedrood is het hier.
De muur, speciaal opgericht voor het onnozele danspaar dat
ongenodigd voor de nodige stemmingmakerij moet zorgen, is er
om omheen te gaan, om de zon te ondergaan en te zien ondergaan,
dat is buiten kijf. Daarbij zingen de doden dan zwijgend hun volkslied,
De grap van God.
Nee, echt grappig is het in het ondermaanse pas als de flierefluiter,
de paljas, de pruimensnoeier, de bacchant, de lelie van het vrije veld,
de natuurwetten tart en een staaltje levensgevaarlijk bungeejumpen
in petto heeft voor wie hem een cent geeft. Aan de rand van de af-
grond, daar is het goed toeven.
Hoe anders in het starre wereldbeeld van het kompas, de radar die
de raderen in het oog houdt, stuurwiel van het heelal
– is dat hetzelfde als het universum? – misschien zelfs wel het Al.
Waar typjes als Kali, Maya, Sofie, of hoe haar wellustig ouderpaar
’t gedrocht ook genaamd heeft, Inanna, Lilith, met haar slangen speelt.
Eurynome. Hier staan zelfs de wielen stil,
ook al zijn ze met z’n vieren. Want er is niks te vieren.
De wacht is op de vroedvrouw van het woord.
En dat er iets te vallen valt.
ill. Salvador Dalí, Templanza, 1984
Als wanneer wie ooit
En als
de verschrikking God verlaat en hij zich alleengelaten
in de handen wrijft, zijn zelfverklaarde eenzaamheid
overziet als een afgebrand bos waar gisteren nog de
vossen slag voerden met de eieren van godweetwelke
amfibie, leggen overal op aarde vrouwen hun sluiers af
en mengen zich onder de beverige mannen van het
publiek terrein, terwijl de loper uitgelegd wordt voor
hun onthulde schoonheid, die zo oud is dat zelfs God
het zich niet heugen kan. Ze zijn vormvast en ontfermen
zich over de paar vossen die nog over zijn. Pas dan
zullen zij zich met hun mannen bemoeien. En ontstaat er
een heel ander weertype.
Pas dan.
Of wanneer
de piepende rollator van de gepensioneerde beul
vastloopt in het ijverige zand en de goede man zijn
laatste kaarten uitspeelt en inlevert, weet de moedwillig
blinde grootmoeder van het recht het licht op waarde
te schatten en stapt samen met het verwende zoontje
van haar bastaard van de schaars begroeide rotsen. In
haar verdorde hand wordt evenwel een brief aangetroffen
die boekdelen spreekt over haar merkwaardige voorliefde
voor maanlicht
en alles
wat staat of valt.
Maar wie
zich hult in ja en nee bedoelt zal de hand aan zichzelf slaan
bij wijze van straf en in hoger beroep veroordeeld worden
het heelal te overleven. Geeft niets, heeft niets. Als maar tijdens
het luchten de stilte stem geeft aan de donkere maar rijk
belauwerde spiegel van de liefde die tot aan het einde wordt
verstrekt. Het is zonneklaar: ze heeft alles in huis. En
de wind
werpt het laatste woord.
ill. Egon Schiele, Herbst Baum gerührt Luft, 1912
afdeling riet, uit: zienerlied-entartet, tekst 1
Abusievelijk Abc
Abusievelijk Abc
Alle geile zalmen zwemmen naar zee
dansende darren opwaarts de stroom
sip als een boemerang niemand zegt nee
de wetsteen is wet waar zonder schroom
boekdelen lallen van bronst onverlet
in de alom tierende vroomzieke droom
Braak liggen de gronden voor wie kust
van de dageraad de aars met z’n baard
ah zie de moede koe hoe zij troostrijk rust
haar kop op de kont van haar zus
& langs alle waarden naar hun aard
het schaap haar eigen schaduw baart
Chef-kok baldr aanhoort zijn gerecht
alles van aarde liegt & ijlt het is
wat men dregt & wat u zegt net echt
vrijmoedig u leest hier op de plee
de aan hitler toegeschreven goudvis
eerlijk erfgoed – t zit m niet mee
*
Zo speelt in haar zelfvoldane spelonk
de nijvere arbitrix
met haar goddelijke vonk
LIMBO™
LIMBO™, een ingrijpend audiovisueel en olfactief meditatieprogramma van DanTechⓇ – met gratis oefening!
Opstelling
- stel: er is een tijdstip vooropgesteld waarop je hier weg kan
- stel: het tijdstip is jou onbekend, je weet alleen dat het ooit komt
- stel: je kan het verschrijden van de tijd aflezen aan een periodieke wisseling in de lichtintensiteit (duister ->zwart->duister)
Beschrijving
je ziet (vanuit een standpunt dat langzaam voortbeweegt, alsof je wandelt door een kunstgalerij):
- bleke gezichten (neutraal)
- een voetspoor dat zich verderzet door een onmetelijke woestijn alsof er een onzichtbare man blootsvoets doorloopt
- straatbeelden van een verlaten (groot)stad
- sprekende, roepende, verwijten snauwende monden (met grauwe lippen)
- een boom die plots al zijn bladeren lost, de boomstam splijt, de takken worden slangen op de grond
- spugende oudjes (richting standpunt)
- spugende kinderen (richting standpunt)
- bloedende onderdelen van vreemde lichamen
- bloedende onderdelen van jouw lichaam
- herkenbare onderdelen van het lichaam van jouw geliefden vermengd met onbekende lichaamsonderdelen
- beelden van de reikende armen en handen van jouw geliefden die transformeren in wurgende tentakels
- een ambtenaar die systematisch alle entries in een database wist (het zijn de talloze items uit jouw geheugen)
- toekomst beelden van jezelf, naakt in een hagelstorm, strompelend, bloedende schaafwonden op de dijen, het hoofd, de armen, ontbrekende lichaamsdelen
- het lijk van je vader waarvan de ogen plots opengaan
- deze tekst, waarvan de letters tergend langzaam verdwijnen in een egaal wit veld
- een eindeloos vuil, bruinig tot wit veld, glooiend en zachtjes deinend met opstijgende dampen onder een paars verkleurde zon (stapels wormstekige lijken)
- een ellenlange stoet van vrouwen op leeftijd die halfnaakt, met uitgezakte boezems en buiken lonken naar jou
- jouw spiegelbeeld, jouw gelaatstrekken vervagen, stompen af, de openingen groeien dicht je hoofd wordt een egaal vleeskleurig ei
je hoort:
- het trippelen, knagen en wroeten van een rat
- het druppen van een kraan
- het razen, veraf, van het drukke stadsverkeer
- schrille vrouwenstemmen die verwijten schreeuwen
- huilende kinderstemmen
- zwelggeluiden als van monsterlijke slangen die lijven verorberen/verteren
- een bange kinderstem zingt een liedje over Heer Halewijn
- een droge knak gevolgd door een oorverdovend geruis, urenlang herhaald
- ontploffingen, knetterende vuurhaarden, ondergronds gerommel
- een nauwelijks hoorbare klaagstem, een oude vrouw die jammert in wat Russisch lijkt
- droog pokkende ratels van machinegeweren
- stemmen die diep-aangeslagen onverstaanbare dingen zeggen (alsof ze je willen helpen)
- het snerpende gelach van een koppel in bed, een van de stemmen herken je als die van je partner
je ruikt:
- versgebakken brood waardoor zich traag een brandgeur mengt
- opgewarmde koffie met cichorei vermengd met rioolgeuren uit een slecht afgesloten afwasbak en muffe lakens
- het zweet & geil van een jouw onbekende vrouw (man)
- rot kippenvlees
- verstaald bier, gordijnen met de walm van sigaretten
- verstikkende rook
- ammoniak
- de zee, gradueel verglijdend naar de stank van een open riool en terug
Oefening
- herhaal: er is een tijdstip vooropgesteld waarop je hier weg kan
- herhaal: het tijdstip is jou volslagen onbekend, je weet alleen dat het er is
- herhaal: lees wat je ziet, wat je hoort, wat je ruikt
- opdracht: geniet van je dag met LIMBO™
Een storm vervolmaken
Buiten bereidt men een storm voor
en ook binnen is het stil.
Het apparaat is klaar voor gebruik,
u kunt de meting starten.
Van de weeromstuit de dichter
ligt er sprakeloos bij met halfglazen blik.
De pax poetica heeft hem te pakken.
Hij mompelt zelfs niet meer.
(Dit gedicht is in Amsterdam afgedaan als mechanisch; terwijl het eigenlijk nogal procesmatig is. Tja, in Amsterdam zijn ze niet altijjd mee met de stroming buitengaats)
Ergo
Ergo
En de maan van was wast of geen duister was
haar aanschijn wars beplast alras het luisterglas
kil verstilt het witte wif & alle dimster sterft en masse
zi dommelt schrilings in heur sas op ’t sterrenras
Rechtstandig vlaagt & vraagt & vaagt de hemelzoon
de heuvels om de doem van dal & al verschoond van schroom
sterker dan de zon, de zee, het brullen van de modderstroom
regen wast de wond’re wijze wei-de we-rèld rein & schoon
Ga dan, wees & rijs, reiziger in lingerie zo zij & zacht
zoek de verschillen, het kruipbehang, de korenwan
eens in de optelsom van haat & smaad raak ik uw vacht
O dank, ik denk, vandaar mijn lief ik ben & ban
de lustloos bange pen die dag pent waar de nacht
herwint haar roep & licht & overmacht o daar niet van
Pro-cd
daar staat wat wens en waar
is menselijk beschreven
Lucebert, Ballade van de goede gang
Pro-cd
wij veranderden schaterlach in klaterlach
spraken van het dagerood & liefdesbloot
dat van jezus was rotfruit dampend schroot
te zwaard te wreed wat de god ervoor gaf
wij lachten om jezus & jezus lachte om ons
narren waren we lammeren des doods
al het bête blaten onnoemelijk groots
d’almachtige gaf ons omstandig de bons
haha maak mij de pis niet lauw
keer de buik met lachgas & gezag
hoho galmt de dweil langs steigerbouw
jeukt het je boven de ogen, als dat mag?
hihi hikt de knikkerroffel van de specht
een warrig godsoordeel maar dan net echt
met dank aan Engred Kremer voor de pis & de jeuk
en Maaike Molhuysen voor de knikkerroffel (op marmer)
ill. Clovis Trouille, L’irrévérence
Knock-knock-knockin’ on heaven’s door
Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden,
de dageraad zijn plaats aangewezen?
Job 38:12
Mama take this badge from me
I can’t use it anymore
It’s getting dark, too dark to see
Feels like I’m knockin’ on heaven’s door
Bob Dylan
Het antropocentrisme, nieuw of niet, is een perspectief van zelfoverschatting, hoogmoed,
zo je wilt – precies het tegenovergestelde, het besef dat we als mens een rol spelen binnen
het decor van onnoemelijk veel grotere en complexere krachten, en zelf een natuurverschijnsel
zijn onder de natuurverschijnselen, inclusief onze menselijke cultuur en voortbrengselen,
zou een zinnige bijdrage kunnen zijn aan de waargenomen veranderingen, waarvan we
onmogelijk het hele spectrum kunnen overzien. De mens is net zo goed speelbal als speler
binnen het chtonisch decorum, en zowel verantwoordelijk voor als slachtoffer van de
instandhouding van de dampkring – daarin verschilt hij bijvoorbeeld niet van het insect
of de bacterie.
De zelfoverschatting zorgt voor stagnatie en niet voor ontwikkeling.1)
Het is natuurlijk mooi dat de mens zich zorgen maakt over zijn leefmilieu, gezien door
menselijke bril, en tracht ontwikkelingen te beheersen of zelfs tegen te gaan, maar hij is
vooralsnog nauwelijks in staat te denken of handelen buiten zijn culturele actieradius
of drang tot zelfbehoud. ‘Ons’ grootste probleem is de overbevolking van de soort, en de
desastreuze monocultuur. De aarde en de dampkring overleven dat wel, ze hebben voor
hetere vuren gestaan. Het is allemaal een kwestie van perspectief (en, helaas, ook van
politiek en onderlinge strijd).
1) Friedrich Nietzsche, Die fröhliche Wissenschaft, 1882
ill. William Blake, Jerusalem (detail)
Zwart ik en lieflijk
Hooglied 6:13
Keer om, keer om, keer om
mijn lief op uwen schapenvacht
zo maakt u onze nachten zacht
& deze levensliefde louter pracht
Keer om, keer om, keer om
verwentel uw ontroerend lijf
dat smeekt & smeekt, ach blijf
– verlief me, maak me stijf
Ach mag de maan – zij lacht –
omarmen uw zoet zielsverblijf
laat me genieten van uw nacht
tot ik bezwijm bij het geschrijf,
zo rijm op uwen wond’re smacht
& almaar wat ik ben bij u bedrijf
~
ill. Emil Nolde
titel Hooglied 1:5
Assepoel
Assepoel
Bij bosjes, jonger dan ik,
sterven ze, de vrouwen,
de mannen. De trein vertrekt,
de kaartjes zijn gecheckt –
nakijken is een opgedrongen
hobby, het houdt je jong van tong.
Ik bloei als een inktblauwe roos
op het blad van de leizwarte doos.
Zing van het mooiste wat windstil
mij overkwam. En stil ik ril.
Vrachtwagens razen langszij,
sirenes roepen, niet naar mij.
In haar blozende lievelingsseizoen
– de maan zoekt dwaas haar kippen –
bezingt zij haar glimglazen schoen,
tref ik er prachtvolle, lustdolle lippen.
Zo jong als mezelf bestijg
ik de spreekstoel, het bed,
en zwijg als mezelf, ouder,
van bosjes liefde besmet.
~
ill. naar Walt Disney
Meditatie

metafysika uitgelegd aan onze goden – afdeling III – tekst 4
Een greep naar de wolken
Maak ons geen air wijs
alsof je de muziek kent
niet de tekst van het lied.
Laat de daver maar
de bovenhand halen
op de trein, de sporen
laten de rozen geuren,
de veestapel in kralen
mag van zich laten horen.
Laat je alvast maar bekoren
door het galmen van het koren.
Wie denkt koortsig hooi te stapelen
mag van een strooien dak tuimelen.
De vogel hoort thuis in zijn leeuwenschik.
En hoor hoe wijs
het lied zingt van de aarde.
Dèr Mouw Convent (press release)
Dèr Mouw Convent
opens with multilingual
open source exposition
~
First visitors arrive in the entrance hall, which functions as the start of the exhibition.
“There are only visitors”
De Selby
Works are shown by various artists, amongst whom A. Andreas, Angela Denusa, Carol Novack, Jaan Patterson, Spencer Selby, Doemoedzi Soema, Charlotte Vekemans and Dirk Vekemans.
The entire “Bob Ross Conspiracy” by Otto Maanzaad is shown at the newly openend Garden Galleries.
Showpiece is a work by painter-poet Archimedes van Zandvoordt (see below), who will disclose some of the songs he found in the Tower, later in the evening, accompanying himself on the ancient ud. Backing vocals are performed by The Open Burka’s.
Discussion: Image Building and Plagiarisme; Freedom of Speech in the Visual Arts; Internet and Beyond.
Newly Wed: Poets reading poems just written ten minutes ago. Just for fun.
Doemoedzi Doema will recite some ancient Mesopotamian myths.
Special guests and suprise acts.
Demonstration by the KL Fire Brigade in collaboration with the Alchemical Artists Allies (AAA).
& much, much more…
Entrance free.
Children welcome.
Smoking areas in every space.
Location:
Dèr Mouw Convent, Kessel-Lo
(dry area near the station, clear signs from there)
No parking lot.
Runway available.
Private protection.
Exact date is a secret (as are most dates and grapes).
RSVP * RSVP * RSVP * RSVP * RSVP
Showpiece: A. van Zandvoordt, Dawn of International Voices Encouraging Poets from across the Globe (2008)
main ill. Kessel-Lo skyline, with the Dèr Mouw Convent premises in the upper right corner
ill. Kessel-Lo Venus
ill. pronkstuk in the entrance hall, Blake’s Garlands
krochtzog / korstmos / koortsvos
krochtzog
in de brij van jij open t ei
meur van alle goor gemaar
sluip in de gotspe van je daar
spui & spocht t slurpend vocht
door sloppen dol & dool vuilblij
plooi je tochtig gulle smuller saar
verhemeld bruut ik daarnaar staar
snaar die zuchtig leeft & beeft & lilt
& och besmeek waarvoor je vocht
geil op de take waarop je ijvrig gilt
de nacht: het smacht het kracht het trilt
wie sterft staat lachend op de tocht
één deur die ongeopend je verzocht
(doch vredig weidt het vee van vilt)
korstmos
n traan n mol n blind orgaan
baant zich n weg zo zelfvoldaan
. . .
stil is t hier binnen t dier
wrijft zich de toges smurrievrij
klokken spelen klare kantorij
. . .
wild is t hier binnen t dier
welaan verorb de kluit
bezing de bruid uw buit
zilt smaakt r binnendier
van linnen zout is t wier
de smaak is raak & recht vooruit
mild maakt t minplezier
koortsvos
samenvatting godsgeschenk
sprak zij en riep goden aan
omarm het rijm lief komaan
vrees alle vrucht verdenk
me niet t staat & klopt
laat uw wreedheid in me gaan
uw wellust tot t is gedaan
spoor aan tot u t in me schopt —
…de dag breekt aan wrijft
ogen uit nog wat verstijfd
de schuwe schouder van de nacht
uit dromen ver zo sterflijk zacht
klinkt op haar sterrenstemmenpracht
‘Was jij dat, die voor altijd in me blijft?’
in: Poëzie is geen oase… Stichting Spleen Amsterdam 2018
ill. Pablo Picasso
ego
Tegel
Helegaar Hildegard
feilloos bereikt de laurier de crux van de paspop
zie zij breekt waar het telt zo onbekend met zweet
slechts in het heelal ontbreekt de krakende parakleet
& doorsteekt de vindingrijke vinger van de algod
uw tot ieders vreugd openglijdende spleet
dus kop op verdoofde zichtberoofde bloedprop
hier en immer elders wordt doorgroefd uw leed
waar maar de stamcel van uw liefde schreed
sterrenstelselmatig niet dan een vinger snot
gestoken in uw angelminnen beet
illustraties: Hildegard von Bingen
Elementaire breuken
Elementaire breuken
*
de ene helft van het meisje
dommelt nog droog in ongenaakbaar gesteente
op zoek naar een ploegschaar een vuistbijl een kris
voor haar ruwhouten oven en oeps
want het blikkert tussen krassende kiezels
en bijna bereikt zij de bron
*
haar man want dat moest
sluimert in bij de hetere haard van zijn zwoegkunst
het braden hem brandt en het vlees nu herkiesbaar
straks zadelt hij haar vuurstenen schoot op met schroot
tot het kroost zich verzamelt rond de vuurpan ’hé ouwe!’
en hij verhaalt van de zon
*
de andere helft is zojuist zich aan ’t schrobben
en laaft zich al plassend aan maandag
het dobbert en droesemt en doet maar
in de zoutoogst het nu glanzende haar
als die vochtvent nu weerkeert van vechten
bespreekt zij gorgelend haar aanstaande rechten
*
ijl is z’n adem z’n hoofd hier hoog
in de verzuiverde luchten
en ineens valt hem iets in een ietsisme
de berg is onlogisch de vogel
maar meest niet te vatten is de mensmooie zwerver
zij kon hem niet volgen
moraal
wie op de seizoenen let
heeft meer aan een slet
dan aan een stom gebed
en kent de maan van a tot z
ill.: schilderij
lichte kost – digestif
Noteer in je beursboekje
hoeveel je vandaag nog waard bent.
Kijk daarna in de spiegel.
Noteer in haar keurslijfje.
Prenez note dans votre clapet boursier
de votre valeur actuelle.
Ensuite, regardez-vous dans le miroir.
Prenez note dans son corsage.
Nachtwacht / Veille nocturne
Het is ons ding niet,
noch ons kopje thee, om koffie te gaan kletsen om kliekvorming.
Het onheil laat zich zelden spellen zonder fouten. We foeteren dan ook behoorlijk.
De rots staat uit volle borst in de weg, blazen helpt geen moer.
We houden dan ook graag deze picknick in het zand. Aan zwaar tafelen hebben we het land.
Verscheurend verheft zich dra de maan waar vogels hun mannetje staan, op wacht om te vissen. |
Ce n’est pas notre truc
ni notre tasse de thé de calomnier en prenant le café et faire une clique.
Il est difficile d’épeler une calamité à l’avance sans fautes. C’est pourquoi nous rouspétons énormément.
De pleins poumons la tempête fait obstacle au port. Cela ne sert à rien de souffler.
C’est pourquoi nous aimons à manger le déjeuner dans le sable. Nous détestons un repas trop lourd.
Il est déchirant de voir la lune bientôt se lever, là où les oiseaux n’ont pas froid aux yeux veillant en attendant le poisson. |
Voor mij is vrijheid geluk
Een soort van geschoren pixie-kapsel
ja, ik ben best wel paradoxaal
en dit is een van die paradoxen
ik ben van nature iemand
die erg houd van alles
wat niet goed voor je is
ik draag altijd Molecule 01
maar ik vind het best wel een ding
dat die steeds bekender wordt
hoewel ik sporten helemaal niet leuk vind
vind ik het Vodafone-gevoel erna wel fijn
je moet het gewoon doen
ik ken niemand die zich beter voelt over zichzelf
door een compliment
ik sluit niets uit in het leven
mensen reageren soms best geschokt
als ik zeg dat ik dertig ben
daar heb ik wel moeite mee
ik vind het helemaal niet normaal wat ik doe
echt niet
ik ben ook heel blij dat ik weet wat ik wil
het enige wat ik probeer te doen
is méér dingen doen
ik kan makkelijk loslaten
het is mijn vloek
en mijn zegen
dat ik geen back-upplan heb
dochters
Viola d’amore
Viola d’amore
o mijn pergola, hoorde je dat?
de aren strijken langs elkaar
en elke ruwe klank vergaat
vrijwillig in haar vijver waar
prinsessen twee emmertjes water
halen in het vliedgezang van bach
met vioolgesnater & springgeklater
van hun zilv’ren vissenlach
het bassen van de bedding mag
liever vier maal vier maal vier
uw verlieven aan de held’re dag
onderschrijven met zijn tranenwier
o mijn pergola, van tuiten zat
volg ik uw zuchten, ben uw hert
dat aan de oever zingen staat
bij uw zesde brandenburgconcert
ill. Gustav Klimt, Vissenbloed
https://www.youtube.com/watch?v=YZW791uMSAQ