Categorieën
beeld erger tekst

Vliegenlied (Auden’s sponde)

 

Vliegenlied
(Auden’s sponde)

 

plant die werkschuwe kop van je
op mijn stinkende oksel, scheet
tijd zal je leren en je o zo mooie koortslipsmoel
schroeien zal je eigenst mooie bekkie
net als al die andere smart ass kids
ze bijten in het zand – wat wil je voor ontbijt?
zolang je in mijn tengels slaapt mag je roepen
om je moeder maar van jou blijven ze af
al lig je op apegapen halverwege death row
jij bent mijn lekker stuk

dat gezeik van ziel en lichaam – wat kan ons
dat rotten wij liggen lekker tiet aan tiet
niemand die ons dit simpel heuvelpretje
ontneemt of het goddom verbiedt
zeker niet die sloerie die zo gewichtig doet
alsof sex iets anders is dan liefde en et cetera
besuikerd met die praat van goddelijk en alom
zij paait haar paapse priaapjes en hun tuig
terwijl ook die in hun glashelder moment
het ijs van zich afschudden, zeggen: vuur!

digitaal of hormonaal? de wekkerklok
zegt 12.00 – is er dan iets beslecht?
ik ken lui die zweren bij de koekoeksklok
en ze bedoelen -jong die wassenaarse gasten
die liever iemand bij het kaartje leggen witwassen
dan hun dochter van vioolles afdoen
ze willen alles – desnoods zetten ze bussen in
of ander materieel – maar mag ik even
lekker lebberen lispelen loveren
ik zal geen nano niet vergeten – nooit

smoel darkroom koortsdroom – foetsie
wou dat de smog van de ochtendspits die
zich zo slordig om je benevelde rotkop drapeert
betekende dat het weer zo’n dag was waarop
pacemaker en blik de dienst uitmaken
dat vanaf dan de wereld genoeg wist, net als wij,
we stierven van de dorst, we likkebaardden aan de
debutant – kleefkruid is het, zoute drop
je wankelt zó je nachtmerrie uit
mijn klauwen in, mijn idee, mijn oude huid

 

 

ill. Maurizio Barraco, Sisters