Categorieën
erger

journal intime #29

jt#29 – le semblable est à l’inverse du semblable

bovenstaand gignogram geeft ons zoals gisteren beloofd een voorbeeld van een omslag in de richting van de geste.

als je het ziet gebeuren is het evident, maar de neergeschreven lijn verliest in de projectie van het 3D gebaar naar de 2D geste de getuigenis van haar richting: het behoud van identiteit (de wet van gisteren) heeft dat verlies als prijs.
ter explicatie, je kan niet uitdrukkelijk genoeg zijn, heb ik er onderstaand tekeningske bij gemaakt. aan de spiralen zelf kan je onmogelijk opmaken in welke richting (van de cirkelende beweging) ze gemaakt zijn, maar als je de beweging ook ononderbroken de omslagen laat weergeven, als je de lijn aanhoudt, kan je de bewegingsrichting makkelijk reconstrueren. het Requichotesk spiraleren hier begint links bovenaan en gaat ononderbroken verder tot rechts bovenaan met onderweg een dubbele omslag, de twee zones die ik wat vetter maakte:

je ziet ook duidelijk dat in de projectie van gebaar naar geste elk spoor van de richting verdwijnt: de krullekens ‘verschillen in niets van elkaar’, maar ‘zijn’ wel totaal anders, hun richting is tegengesteld.


tentatieve uitweiding: dit is misschien de basis, de kern, de kernel in de code van het ontologische virus, de Plaag van het Zijn: elk zijn is sowieso een reductie van het gebeuren. het lijkt identiek, het is identiek, maar het gebeurt totaal anders.
de reductie in de dimensies brengt een identiteit tot stand die niet zo gebeurde: als je de lijnen van heel kort bij onderzoekt zal je vaststellen dat de lijn langs onder of langs boven zichzelf passeert, afhankelijk van de richting waarin ze gebeurde, maar als ‘spiraal’ vervalt dat onderscheid. de waarneming verkrijgt de identiteit die zij zoekt.

deze reductie is misschien onlosmakelijk verbonden, inherent aan elke vorm van waarneming: het is de basis voor ons vertrouwen in het identieke, in het Ding. het Ding lijkt te bestaan, het Ding is, maar het gebeurt niet.

de waarneming, onze twee ogen, onze duale cognitie heeft dat nodig want de identiteit wordt geconstrueerd op het gelijkende dat in de waarneming sowieso al het omgekeerde van het gelijkende is: zonder het chiasme in de waarneming dat temporeel wordt opgeheven in het ‘ogenblikkelijke’ Zijn kan er geen identiteit ‘bestaan’…
de dimensie die dan het eerst wordt prijsgegeven is die van de tijd: we ontkennen wet er gebeurde in functie van het Zijn dat we nodig hebben. Il faut avoir son être.

de Dingen en het Zijn worden zo pro-actieve waarnemingsfuncties in onze hoognodige fictie, de Realiteit die wij construeren op het onvatbare Gebeuren, het Réele van Lacan. het Zijn is een fictie zonder dewelke er geen enkele vorm van cultuur, techniek of wetenschap mogelijk is ( Hans Vaihinger).
althans tot nu toe, maar de toekomst is misschien al geschreven.
het schrift getuigt van de genese van deze fictie, hoe zij is tot stand moeten komen. Om een teken als teken te laten functioneren moet het schrijven ervan ontkend worden.

onze eerste techniek, onze oertechniek, die van het Schrift is immers meteen die van de taal, het maakt van stemgebruik een tekentechniek. dit is in onze terminologie een devolutie (complexificatie, degeneratie, verrotting van het kermen en het schreeuwen, de vocalisatie van onmacht, nood en behoefte).
we beseffen dat ook allemaal, want wanneer vallen we terug op de basis van het gesticuleren? wanneer nemen de handen uit frustratie de taak van de onmachtige woorden over?

maar goed, zolang we dit voor ons evidente aanvoelen (van het fictieve karakter van de existentie en de van de huidige algehele instorting van de Zijnsorde) niet voldoende kunnen formaliseren, zolang we het bestaan van de toekomst niet mathematisch kunnen aantonen, zal elke explicatie ervan als arbitrair verzinsel van de hand gedaan worden.
het Zijn en de Dingen moeten immers ideologisch onaantastbaar blijven, want het mannelijke bastion van de Westerse theorie is daar sinds Plato op gebouwd, de ontologische fictie is daar zodanig kapitaal mee verankerd dat elk alternatief ondenkbaar want onaanvaardbaar blijft.

wat we nodig hebben, wat bruikbaar kan wezen, is een degelijke Asemische Knopenleer, maar ik heb helaas de wiskunde weg gekozen in het destijds ‘Vernieuwd Secundair Onderwijs’, de grootste vergissing uit mijn leven…

ach, als dichtertje dat wat aanmoddert met een interdisciplinair onderzoek op basis van het schrift, als amateur-schriftgeleerde zal ik gelukkig altijd een ‘niemand’ blijven, een wriemelend curiosum dat weldra verdwijnt onder de pletwals van de vergetelheid, maar mijn onweerstaanbare drang om het ondenkbare te willen denken en het onmogelijke te willen verwezenlijken (sic) maakt wel dat ik mij met deze Prolegomena tot de Gignomenologie euh, rot amuseer.

en wie weet, het kan snel gaan è. er is nu een onooglijk virus dat een heel andere taal spreekt dan de onze en er moeiteloos lijkt in te slagen om de hele kapitale orde globaal te vloeren. en ik zit hier daardoor opgesloten in mijn kot, en ergens liggen er nog wel wat topologieboekskens, dacht ik….

en als de wereld nu ergens nood aan heeft is het aan een systematische aanpak om non-verbale communicatie zo efficiënt mogelijk te digitaliseren zodat die zonder fysieke aanwezigheid kan worden overgebracht. dat is, hoe zot ook, de heel erg directe down-to earth functie van de praktijk van het Asemische Lezen. aanwezigheid genereren om de voorgeschreven omgangsafstand te overbruggen, non-verbal presencing to compensate for social distancing.